Van
Helstraat tot Herbenusstraat
te Maastricht - een tijdsbeeld. Militairen, industrie en wonen.
|
i.
Bij de voorouders van Anna DEKKERS (1865-1941), de echtgenote van Joannes
Hubertus HENKET (1854-1915) zien we opmerkelijke feiten: zij was
ovenwerkster van beroep, op latere leeftijd zonder beroep. Zij wordt geboren op
9 april 1865 te Maastricht in de Kruisheerengang 2042. De getuigen bij de
aangifte van haar geboorte op 9 april 1865 om half zes 's avonds zijn: Jacob
Hubert SCHARIS, dagloner en Joannes Baptist LENOIR, dagloner; vroedvrouw is
Maria Catharina STROEM, allen van Maastricht. De vroedvrouw doet aangifte, omdat
de natuurlijke vader van dit kind onbekend of afwezig is. Zij is door haar
moeder, Ida DEKKERS, zonder beroep, te Maastricht wonende, bij akte “den 16
Februarij 1888 verleden voor den Ambtenaer van den Burgerlijken Stand aldaar”,
erkend geworden. Haar echtgenoot Jan overlijdt op 18 april 1915, 60 jaar oud in de Kleine
Looiersstraat 6 te Maastricht en werd 19 april 1915 begraven in een huurgraf 4de
klasse vak V 121/2 te Maastricht Tongerseweg.
Jan, geboortig van Sint Pieter, eerst nog
landbouwer, dan militair - ingelijfd na loting (nr. 3) voor de Nationale
Militie, lichting 1874; milicien plaatsvervanger. Later dagloner en ovenwerker/fabrieksarbeider, overleed
aan de zgn. "Pottemennekeskrenkde", ook wel "stöplonge" genoemd (een
longaandoening als gevolg van ongezond werk in de aardewerkindustrie). Zie:
Militaire keuringen en remplaçanten.
Het moet een hele shock geweest zijn voor Jan, afkomstig van het kleine en
besloten hoveniersdorp St. Pieter, via de militaire dienst, volledig
geconfronteerd te worden met de industriestad Maastricht met al zijn negatieve
kenmerken.
Het echtpaar Henket-Dekkers - gehuwd op 7 maart 1888 Maastricht
- woonde op diverse adressen te Maastricht. De echtgenoot komt op 19 januari
1888 van St. Pieter naar Gubbelstraat 587; 12 maart 1889 Raamstraat 52; 7
november 1891 Bogaardenstraat 18; 22 februari 1892 Oude Minderbroedersstraat 13;
4 september 1895 Kakeberg 2; 22 februari 1896 Oude Minderbroedersstraat 15; 28
december 1897 Begijnenstraat 8; 18 maart 1898 Begijnenstraat 19; 10 augustus
1899 Pieterstraat 8; 27 juni 1901 Pieterstraat 18; 23 april 1904 Kleine
Looiersstraat 21; 1 juni 1908 Kakeberg 3; 13 december 1909 Kleine Looiersstraat
12 en 1 maart 1913 Kleine Looiersstraat 6 (sterfhuis echtgenoot).
De weduwe Anna Dekkers had nog 5 kinderen om voor te zorgen (in
totaal waren er 13 kinderen geboren, waarvan 7 jong overleden). Ber was de
jongste zoon en moest als tienjarige van school af en bijdragen aan de
gezinsinkomsten: er moest "brood op de plank". En dit alles ondanks
het invoeren van de leerplicht in 1901. In het adresboek van Maastricht
en Wijk van 1921 staat vermeld: Henket-Dekkers wed. A. z.b. St. Antoniusstraat
90. In 1923 is het adres Vijfkoppen 1 en in 1929 Plankstraat 20; alle adressen
te Maastricht. Anna overleed op 16 april 1941, 76 jaar oud Kommel(straat) 38 te
Maastricht en werd 18 april 1941 bijgezet te Maastricht in een huurgraf 4de
klasse vak V 94/2 op de Begraafplaats Tongerseweg.
Haar zoon Ber HENKET zullen wij nog volgen in zijn verdere arbeidzame leven,
omdat dit een tijdsbeeld oplevert wat velen zullen herkennen. Zie:
Jan
Bernard Henket.
|
|
|
Bovenstaand: een foto van Anna Dekkers, afkomstig uit haar paspoort
afgegeven op 2 oktober 1939 te Maastricht en haar echtgenoot Joannes
Hubertus Henket. Foto's:
collectie Breur Henket. |
|
De rekening voor de begrafenis van Anna Dekkers uit 1941.
|
|
|
Aangifte overlijden Burgerlijke Stand van Joannes Hubertus Henket op
19 april 1915.
|
ii. Haar moeder Ida DEKKERS (1829-1900) was van beroep
dagloonster, groenteverkoopster en zonder. Zij was de stiefdochter van Berend
Frederik SCHARRENBERG. Ida werd 15 april 1829 geboren te Maastricht Raamstraat nr.
11. De getuigen van de aangifte van haar geboorte waren Maria Anna MARTIN, vroedvrouw,
wonend in de Jodenstraat te Maastricht (echtgenote van Gilles RUTTEN), 40 jaar
oud; Lambertus DODEMONT, koekbakkersgezel, 42 jaar oud en Martinus FRANCKEN uit
Eijsden, metselaar, 38 jaar oud. Zij overlijdt 16 juli 1900, 71 jaar oud in de St.
Pieterstraat te Maastricht en werd 19 juli 1900 begraven te Maastricht
(Begraafplaats Tongerseweg) in een huurgraf 4de klasse grafnummer 1914. Zij kreeg
tussen 1856 en 1875 zeven "natuurlijke niet erkende" dochters!
|
iii. Haar moeder, Joanna DEKKERS (1803-1875) was “fille
illégitime” van Maria Elisabeth MEIJ, alias DEKKERS; na haar huwelijk in 1786 alias VAN DER LIJKE (VAN DER LINDEN).
Jeanne werd 8 december 1803 (16 Frimaire An XII) geboren te Maastricht, Rue de l'Enfer
(Helstraat). De getuigen van de
aangifte van haar geboorte op 9 december 1803 te Maastricht waren Chrétien AGASTIE, sellier (zadelmaker), 33 jaar oud; Jean Louis HOULBEC,
gepensioneerd Frans soldaat, 58 jaar oud en de vroedvrouw (sage femme) Marie Catherine BROSKIJ (uit de Bokstraat 39 te Maastricht). Zij was breister en dagloonster van
beroep. In 1831 woonde Jeanne op de Houtmaas. Zij huwt op 13 oktober 1842 te Maastricht met Berend Frederik SCHARRENBERG,
zoon van Berend Willem SCHARRENBERG (koperslager) en Johanna DE RUITER. Deze wordt de stiefvader van haar
nog 2 levende onwettige dochters.
Berend was koperslager, marmerslijper en dagloner van beroep. Nederlands
Hervormd. Bij het huwelijk in 1842 wordt vermeld dat hij gepasporteerd
korporaal van het derde Regiment Infanterie is. De huwelijksgetuigen Burgerlijke
Stand waren Jan ROELOFFZEN, brigadier bij het tweede Regiment Lansiers,
moederlijke neef van de bruidegom alhier in garnizoen, 25 jaar oud; Jan Simon
FRANSSEN, herbergier, 31 jaar oud; Bartholomeus VAN IJSEREN, barbier, 35 jaar
oud en Antonius Arnoldus Hubertus KUIJPERS, schoenmakersgezel, 22 jaar oud. De
laatste drie getuigen niet verwant noch aangetrouwd en wonende binnen
Maastricht. Berend werd geboren op 25 mei 1816 te Zutphen. Hij overleed 22 juni
1887, 71 jaar oud Langs de kom der Zuid-Willlemsvaart 902 (Bassin) ten half vijf
ure 's ochtends te Maastricht. Jeanne overleed 19 juli 1875, 71 jaar oud
Plankstraat 3066 in Maastricht en werd 21 juli 1875 begraven in Maastricht
(Begraafplaats Tongerseweg) in een huurgraf 4de klasse grafnummer 675². |
|
|
|
|
De handtekeningen onder de
huwelijksakte burgerlijk huwelijk van Berend Frederik Scharrenberg
met Joanna Dekkers op 13 oktober 1842 te Maastricht. De bruid
verklaarde niet te kunnen schrijven. |
|
iv. Haar moeder Elisabeth DEKKERS
(1765-1821) genoemd als "Veuve VAN DER LIEKE" (alias VAN DER LINDEN / VAN DER
LIJKE / VAN DER LIEKEN) was een dochter - fille illégitime - van Petrus DECKERS (DEKKERS) en Maria Catharina
MEIJ (MEY MAY).
Petrus DECKERS (DEKKERS) verdwijnt spoorloos. Hij was "Militem in Legione
Ducis de Stuwaert"; het Schots regiment Stuart. In de 17e en 18e eeuw
huurden de Staten-Generaal een aantal Schotse regimenten van Groot-Brittannië.
Per 1 januari 1783 werden de regimenten van de brigade genationaliseerd en
kwamen ze direct in dienst van de Nederlandse republiek als de Regimenten
Nationalen 22, 23 en 24. Nadat de Spaanse Successieoorlog was beëindigd (Vrede
van Utrecht, 1713) werden alleen de oudste 3 regimenten behouden, welke verenigd
waren in de Schotse Brigade. Deze regimenten werden genummerd als Regimenten
Schotten 1, 2 en 3, maar waren met name bekend onder de namen van de
regimentscommandanten, zoals gebruikelijk in de 18de eeuw.
Uit zijn relatie met Maria Catharina MEIJ
zijn twee onwettige kinderen bekend:
i. Maria Elisabeth MEIJ: gedoopt op 6 oktober 1765 te Maastricht
parochie St. Nicolaas (Luiks). De doopgetuigen waren Leonardus MEIJ (de vader van de
moeder; in 1742 militair) en Maria Elisabeth HERMANS. De vroedvrouw was Maria
FREDERIX. |
|
6 oktober 1765: de doopakte van
Maria Elisabeth Meij, alias Deckers. |
|
ii. Gabriël MEIJ gedoopt op1 juli 1767 te Maastricht St.
Nicolaas (Brabants). De doopgetuigen waren Gabriël LAHEIJ en Agnes RIJS, echtgenote
van Leonard MEIJ. Gabriël werd begraven op 19 juli 1767 te Maastricht (St.
Nicolaas). De vroedvrouw was Maria FREDERIX.
Elisabeth DEKKERS (MEIJ) zou wel eens de eerstgeborene Maria
Elisabeth kunnen zijn. Een doopakte van Elisabeth DEKKERS is niet te vinden
in de parochieregisters. De aangegeven leeftijd bij haar overlijden (50 jaar)
zou dan niet kloppen (behoort 55 jaar te zijn); maar dat is niet uitzonderlijk.
Vaak worden leeftijden bij overlijden verkeerd opgegeven.
Marie Catharine MEIJ huwt na de verdwijning van Petrus DECKERS
Henricus FOEIJ (FOOIJ) op 6 januari 1777 te Maastricht, parochie St. Nicolaas.
De huwelijksgetuigen zijn Joanne MEIJ en Maria Anna MEIJ. Hendrik werd geboren
op 1 januari 1747 te Waalwijk. Hij overleed 31 augustus 1815, 68 jaar oud "agter
de oude Minderbroeders" te Maastricht. Hij was dagloner van beroep.
In 1776 wordt er een voorkind geboren: Johan MEIJ. Johan werd
gedoopt 24 april 1776 te Maastricht, St. Nicolaas. De doopgetuigen waren:
Johannes MEIJ en Maria Cornelia HENRICI. Voor zover bekend worden nog 4
"wettige" kinderen geboren.
|
|
Trouwakte Henricus FOOIJ en
Maria Catharina MEIJ 6 januari 1777 te Maastricht (St. Nicolaas).
|
Elisabeth DEKKERS was van beroep breister (1802), strijkster (1803), arbeidster
(1806 en 1807) en fruitverkoopster (1821). Zij overlijdt 3 januari 1821 "in de hel straat n°
935", nu nr. 27, "in het achterhuis", 50 jaar oud, ten acht
uren 's ochtends. Haar overlijden wordt aangegeven door Lodewijk SCHORS, vermeld
als zoon van de overledene. Zij huwde 3 december
1786 te Maastricht met Joannes VAN DER LINDEN (VAN DER LIEKE VANDERLIEKEN). Deze overleed voor
1796. Elisabeth was dus al weduwe op een leeftijd van omtrent 25 jaar. Zij kreeg
een relatie met Johann Petrus SCHORS, wonende te 's-Gravenvoeren, waaruit in
1796 een onwettige zoon: Ludovicus SCHORS. Deze Lodewijk wordt fuselier in het
derde bataillon 11 division infanterie national en verblijft te 's-Gravenvoeren
(Fouron-le-Comte). Elisabeth baart in 1803 en vervolgens in 1806 wederom "filles
illégitime" genaamd DEKKERS, de vaders dus onbekend.
Drie generaties DEKKERS zonder wettige vaders!
|
De Sint Bernardusstraat nr. 27 anno 2021. |
|
|
Franse telling uitgegeven november 1802.
Periode 1796-1803. Elisabeth Dekkers
woonde in de oude Minderbroedersstraat 14 te Maastricht als La veuve van der
Lieke. 15 inwoners in een pand. |
|
|
Eigenaar:
Hesselberg A.L., wonende aan de St. Pieterstraat
Bewoners:
Lieke van der, weduwe, 28 jaar, breidster, geboren in Maastricht
Van der Lieke had een kind beneden de leeftijd van twaalf jaar die alleen als
totaal werd geteld
Dingnes A., 51 jaar, arbeider, geboren in Maastricht
Vaessen M.C., 43 jaar echtgenote, idem
J. Henrij, 23 jaar, zoon, idem
Dingnes G., 19 jaar, zoon, idem
M. Catharine, 16 jaar, dochter, idem
Dingnes A. had een kind beneden de leeftijd van twaalf jaar die alleen als
totaal werd geteld
Maij, weduwe, 43 jaar, arbeidster, geboren in Maastricht
Jeanne, 31 jaar, dochter, idem
Lambert, 20 jaar, zoon, idem
Theodore, 19 jaar zoon, idem
M. Catharine, 17 jaar, dochter idem
Jeanne Maij had een kind beneden de leeftijd van twaalf jaar die alleen als
totaal werd geteld
Glasemaker, weduwe, 60 jaar, arbeiderster, geboren in Maastricht
A. Catharine, 21 jaar, dochter, idem
Jean, 19 jaar, zoon, idem
Gerard, 16 jaar, zoon, idem |
|
Uit: Journal de la province de Limbourg van 7 januari 1821. |
De Helstraat - voorheen de
Hoogbruggenstraat geheten
-
voor de restauratie van de Helpoort in 1881 door rijksbouwmeester J. van Lokhorst. De ramen aan de
noordzijde van de Helpoort zijn nog niet aanwezig. De oude naam van de buurt
rond de Helpoort was Hoogbruggen.
Overzicht aan de binnenzijde met een gedeelte van de ommuring.
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 20145442. (Opmerking: repro
van oudere foto).
|
|
|
De oude "Hoogebrug" over de Jeker gelegen bij de
papiermolen de Ancker (links op de foto; pesthuis in de volksmond).
Deze molen werd in 1775 in gebruik genomen. De hoge brug werd
afgebroken bij een reconstructie van de Onze Lieve Vrouwewal rond
1905. Foto: Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed. Objectnummer OF-06545. Petrus Stutz (1829-1887) was
winkelier in Maastricht. Zijn weduwe opende in 1888 onder zijn naam
een fotostudio, waar J.G.J.M. van den Eerenbeemt fotograaf was. Op
opzetkarton staat naast de foto: P. Stutz / Hofphotograaf /
Maastricht. |
|
|
De Helstraat anno 1905. In het huis vóór het eerste uithangbord woonde madame
Dumoulin. In het laatste huis voor de Helpoort was P. van Roy met zijn meisjes
gehuisvest.
Foto: RHCL Maastricht. |
Overzicht stadsommuringen. |
|
De Helpoort vanaf de buitenzijde eerste ommuring.
|
Boy Ravesteijn maakte in 1977 in
het groevestelsel van de St. Pietersberg een tekening van de
Helstraat
en Helpoort: |
|
|
Enkele van de vrouwen DEKKERS woonden in de “Rue de l'Enfer” - de vroegere
Helstraat, in juli 1926 bij Raadsbesluit omgenoemd
als gevolg van het rapport der commissie voor het huishoudelijk bestuur van 15
juli 1926 betreffende het geven van namen, in de St. Bernardusstraat - een straat bekend om zijn talrijke
achterkamers en beruchte etablissementen. Wellicht is dit de oorzaak van de vele
onbekende vaders. De grote hoeveelheid ongeschoolde arbeiders werkten vaak voor een
hongerloon; de woningnood was groot. Veel woonhuizen verworden tot pakhuizen
voor mensen. Drank en sex (verboden vruchten) was volop te koop, met alle gevolgen van dien. |
|
|
Een doorkijkje via de Helpoort naar de Sint
Bernardusstraat. Bron:
collectie Rijks Archief Limburg, Prenten, tekeningen- en fotocollectie [2308]
01.01.1970. |
|
17 Au Cheval Noir 43/ In het Zwart
Paard 1743 Sint-Bernardusstraat 14; voorheen Helstraat 2627
(Johannes Mathias Wijnands).
|
Wellicht predikte Bernardus van Clairvaux
(1090-1153) de tweede kruistocht op de hoek van deze straat en
het Onze Lieve Vrouweplein. 1147 bezocht hij Maastricht en overnachtte bij de
deken van het Onze-Lieve-Vrouwe-kapittel. Vandaar de huidige naamgeving van de
straat: Sint Bernardusstraat.
|
|
De Helstraat eindigt (of begint) bij de Helpoort die deel
uitmaakt van de eerste ommuring van Maastricht, na 1229 gebouwd, de oudste
stadspoort van Nederland. De omgeving en de straat spelen als locatie een
belangrijke rol bij het gebeuren rondom Pater Vink. Zie:
Navagne / Van 't gruwelijk
verraet in den jaere 1638 op Maestricht gepractiseert. |
|
De naam Helstraat, voorheen de Hoogbruggenstraat, is ontstaan
door het hellend verloop van deze straat. De Helpoort ligt aan het
oorspronkelijk hoger gelegen gedeelte van de straat. Ook was er een herberg "In
de Helle". Of de naamgeving iets met de "verderfelijke" activiteiten welke zich
in deze straat met zijn vele herbergen afspeelden te maken heeft, is niet erg
waarschijnlijk. De leef-, woon- en werkomstandigheden in deze buurt zullen
vooral voor veel bewoners uit de 19de
eeuw het leven wel vaker tot een hel hebben gemaakt hebben. |
|
|
Het begraafbroek van de St. Nicolaasparochie - Catalogus
defunctorum in Parochiâ St. Nicolai trajecti ad Mosam inchoatus 1770 -
geeft enig inzicht in de bewoners van de Helstraat rond 1770:
|
|
N.b.: Tenzij anders vermeld worden de overledenen begraven op het
kerkhof.
Maria Anna kind van Theodor Garnier: 14 mei 1770. uijt de helle straet.
Petrus Hubertus kind van Hubertus Herbe: 26 augustus 1770. uijt
de helle.
Maria Anna, onwettig kind van Anna Catharina Somers: 5 oktober
1770. uijt de helle.
Anna Barbara kind van Christinanus Gotto: 6 oktober 1770. uijt de
helle.
Joanna kind van Christianus Gotto: 19 december 1770. uijt de
helle.
Catharina van Gulpen echtgenote van Petrus Thomissen: 4 januari
1771. uijt
de helle.
Maria Bouttiij echtgenote van Arnoldus Nelissen eerder gehuwd met Christianus
Coenegrachts op 28 augustus 1752 wordt begraven in de kerk op 14 februari 1771.
uijt de helle van een huis genoemd den roosemarijn.
Maria kind
van Petrus Coenmans: 21 februari 1771. uijt de helle.
Maria
Joanna Godtstaet weduwe van Franciscus Hormans: 16 april 1771. uijt de helle van
een armenhuis. "uijt de helle van een armenhuis" is doorgestreept.
Franciscus
Ferdinandus kind van Egidius Josephus Cantillon, militair "leolonim": 18 april
1771. uijt de helle.
Maria
Bruels weduwe van Joannes Roberts: 24 april 1771. uijt de helle.
Maria
Joanna Lahaut weduwe Martinus Albers: 21 augustus 1771. uijt de helle.
Nicolaas
Hendrix: 13 september 1771. uijt de helle.
Arnoldus
kind van Guilielmus Weijl: 21 september 1771. uijt de helle.
Joannes
Wijkmans, ongehuwd: 13 december 1771. uijt de helle.
Aldegondis
kind van Leonardus Janssen; 13 maart 1772. uijt de helle.
Laurentius
Graven: 10 juli 1772. uijt de helle.
Maria
Catharina kind van Hermannus Willems: 10 augustus 1772. uijt de helle.
Caspar kind
van Henricus Foije: 17 augustus 1772. uijt de helle.
Joanna
Catharina kind van Andreas Mingongh: 31 augustus 1772. uijt de helle.
Catharina
Willems weduwe van Boudewijn Motteis: 12 oktober 1772. uijt de helle.
Maria
Mararetha kind van Christianus Gotto: 2 februari 1773. uijt de helle.
Maria
Margarita Stevens echtgenote van Josephus du Bien: 18 februari 1773. uijt de helle.
Maria
Elisabeth Ernotte. Ongehuwd: 27 maart 1773. uijt de helle.
Maria
Catharina onwettig kind van Maria Dujardin; Hubertus Henricus Pans wordt genoemd
als natuurlijke vader: 7 juni 1773. uijt de helle.
Maria
Catharina en kinderen - tweelingen - gedoopt
door de vroedvrouw. Petrus Watrin (echtgenoot?). Zij worden gelijktijdig
begraven in het voorportaal van de kerk op 11 juli 1773. uijt de helle.
Catharina
Schiepers echtgenote van Lambertus Cremers, 96 jaar oud afkomstig uit Heer bij
Maastricht: 25 september 1773. Eerste huwelijk met Gerardus Bougeart en tweede huwelijk met
Antonius Servaes. uijt de helle straet.
Joannes
Conrardus kind van Petrus Watrin wordt 21 augustus 1774 in de kerk begraven. uijt
de helle.
Kind niet
gedoopt Joris Kurkers (?): 1 september 1774. uijt
de Helle.
Henricus
Wilhelmus kind van Henricus Gilissen: 15 november 1774. uijt
de Helle.
Catharina
kind van Josephus du Bien: 23 november 1774. uijt
de helle.
Kind van
Petrus Rosier door de vroedvrouw gedoopt: 29 januari 1775. uijt
de Helle.
Guilielmus
Pans: 10 maart 1775. uijt
de Helle.
Felix kind
van Ludovicus Fabrij: 31 mei 1775. uijt
de Helle.
Christianus
kind van Guilielmus Thomassen: 28 juni 1775. uijt
de helle.
Ludovicus
de Paris, ongehuwd: 23 juli 1775. uijt
de helle.
Elisabeth
Hermans weduwe van Fredericus Sonnemans: 14 november 1775. uijt
de helle.
Joannes
Glabeek: 11 januari 1776. uijt de Helle tegen het hospitaal over.
Joannes
Baptista Mouschon, steenhouwer, 60 jaar oud; 3 februari 1776. uijt
de helle.
Joannes
Petrus Loofraet: 22 februari 1776: ongeveer 72 jaren oud van uijt die nieuwe
papier (pulver is doorgestreept) moolen buijten de poort van de Hell straet.
Gebortig van Hooven (Hoven bij Düren) alwelke nieuwe papier moolen die nog niet
al in staat is van de vier hoogs hout opgetimmert is en door hem van het landt,
als een vervallende oude pulvermoolen zijnde, gekogt was en opgetimmert is.
Franciscus
Dieudonne, steenhouwer, 28 maart 1776 begraven in de kerk. uijt
de helle.
Joannes
kind van Simonis Thomessen: 5 april 1776. uijt
de helle.
Jacobus,
onwettig kind van Lambertus Pannemans en Joannes Franciscus de Bruijn: 6 mei
1776. uijt
de helle.
Petrus kind
van Michaëlis Gilissen:9 juli 1776. uijt
de helle.
Joannes
Breuls, weduwnaar, gedoopt op 24 augustus 1794 (= 1694!) werd 29 juli 1776 in de
kerk begraven. "uijt het Koolemagesin uijt de Helle neffens die papiermoolen.
|
De Helstraat wordt genoemd in talrijke verhalen.
E. Franquinet schreef Maskeraad (vijf zedenschetsen, Goffin - Maastricht
1927) waarvan nr. 3. De Moord in de Helstraot: De
atheïst, tot inkeer gebracht in het gezicht van de "dood" op "Vastelaoves-Maondagsnach
in de Hèlstraot". Daar stieten ze bij hun terugkeer van het bal in de
Redoutezaal op het lijk van een vermoorde "Vastelaoveshawwer", wat tengevolge
had, dat "Zjang Nujen" met Pastoor Bertels ging "riddeneere" en op 'Asselegoonsdag"
weer te 'kommunie ging". Bron:
Limburg's jaarboek jaargang 33, 1927, no 3/4.
Een fragment:
Ouch noe hadde veer et mer allein gehad euver de kaw en dat et
zoe laat gewoorde waor - wie veer zjus ónder de Poort Waarachtig doorkaome,
späölde de karrelejong en sloog et veer oor - en iech bedach miech, dat veer
beter de Hèlstraot door kóste goon es euver de Pieterstraot, umdat heer in de
Breistraot moos zien en iech op te Kleine Grach.
‘Laote veer heij langs goon’, vroog iech em; er vónt et good, en
wie veer veurbij de Vief Köp waore, teurende de Hèlpoort dónker en hoeg in de
kaw winternachloch.
‘Geer die heij binnegaot, laot alle hoop mer vare’, citeerde
Zjang, wie eus stappe hooi umhoeg klónke-n-ónder et poortgewellef. Mer pas waore
veer d'rónder oet, of heer pakde miech opins bij menen errem.
‘Et heet toch neet gesnied’, zag er en wees op ene witten houp,
dee laog in den oethook, dee me, direk es me-n-ónder de poort door is, aon zene
linkerkant heet. Et waor, wie iech al zag, vreerend weer en de maon sjijnde
helder en klaor, mer in deen hook kós et leech toch neet komme. Iech bekeek te
witten houp ins tegooj; et tochs miech dat iech ene minselikke vörrem d'rin trök
kinde, zoe wie iemes tee op zen hoeke zit.
‘Zou et dèks ene zaate verkleider zien?’ vroog iech, ‘dan zal dee
zen lol wel op kinne-n-in die kaw’.
‘Me moot zoe iemes toch neet heij laote liGGe’, meinde Zjang, ‘et
zou de mins zenen doet kinne zien, mèt tat weer’.
En veer stapde nao de figuur tou, um ins te kieke, wat veer aon
et geval kóste doen. Et bleek wèrrekelik ene verkleider te zien, in e wit
pieropekske, dee ineingedoek in den hook zaot te slaope, wie me zoe zou zèGGe.
‘Hei, vrundsjap’, reep Zjang, en er tikde de óndutelikke
versjijning op te plaots boe häör sjouwer moos zitte. ‘Foj’ zag er tegeliek
‘iech geluif tat tee smerige kerel gegöbbeld heet; er heet allemaol dónkel
vlekke-n-op ze pekske en iech veulde ouch zoe get natigs aon mene vinger. Steek
ins e zwegelke-n-aon’.
Iech doog, wat er vroog; 'n ougenblik verliechde-n-et zwaak
vlemke den duusteren hook, veurdat te wind et weer oetbloos. Nier dat inkel
momint waor laank genóg gewees, um us get te laote zien, wat us alletwie doog
keeke van de sjrik: de vlekke-n-op et pak van de verkleider waore roed,
dónker-roed, en de natigheid aon de vinger van Zjang waor ouch roed,.... roed
blood.
Veer stónte dao wie geslage, zeker wel e paar menute laank. Iech
waor den ierste, um miech te herpakke.
‘Veer moote de peliessie waarsjouwe’, zag iech. ‘Laote veer enen
deender goon hoole. Of nein’, bedach iech miech, ‘eine moot heij blieve-n-um op
te passe dat tao niks gebäört; mesjiens is te maan nog neet doet. Blief tiech;
iech loup nao et peliessiepöske-n-op te Pieterstraot’.
Iech wachde zen antwoord neet aof, mer góng op weeg, zoe gaw es
men bein miech veuroet wouwe bringe ... |
Artikel uit:
Verboden vruchten in de hemelse Helstraat. Archief Sprokkels 14.
Maaspost 30 juni 1993. F. Roebroeks G.A.M.:
|
in 1567 werd de weerbaarheid
van Maastricht als vestingstad verhoogd toen er op last van Landvoogdes
Margaretha van Parma een garnizoen werd gelegerd. Dit besluit zou, economisch
gezien, grote gevolgen hebben voor de stad. Vanaf genoemd jaar tot 1867. precies
drie eeuwen dus, bleven honderden en in sommige tijden zelfs duizenden soldaten
binnen de stad gekazerneerd. De soldaten, die het "Bolwerk der Nederlanden"
dienden te beschermen tegen vijandelijke troepen, zorgden niet alleen voor
veiligheid, maar ook voor de nodige inkomsten. De vele duizenden huurlingen en
militairen lieten door de eeuwen heen bij menig neringdoende en middenstander de
kassa aardig rinkelen. Er waren echter twee bedrijfstakken die bovenmatig
profiteerden van de driften en noden van de manschappen, n.l. de kroegen en de
zogenaamde "publieke huizen" waar dames van lichte zeden hun werkzaamheden
verrichtten. Over twee van deze huizen in de negentiende eeuw handelt deze
bijdrage. Een straat die op dat gebied een reputatie had hoog te houden was de
Helstraat (thans Sint Bernardusstraat). In 1865 werd daar het pand met de
huidige nummer 31 bewoond door de weduwe Dumoulin en tien jonge dames, terwijl
in het huis met nummer 39 (nu verdwenen) een zekere Van Roy de "publieke
huishouding" voerde. Ofschoon er in de Helstraat in die tijd nog andere dames
van lichte zeden emplooi vonden, concentreren we ons op deze twee met naam
genoemde "huizen". Zoals in zoveel branches het geval was, bestond tussen beide
'ondernemingen' een grote rivaliteit en animositeit: de vraag was groot, het
aanbod echter ook. Op allerlei manieren trachtten de 'huizen' elkaar de klanten
af te troggelen. Daarbij schuwde men niet om vreemde verhalen en wilde geruchten
over de concurrentie in de wereld te brengen of zelfs de politie in te
schakelen! Zo klaagde de "hoeren-madam" Dumoulin haar collega Van Roy aan bij de
politie wegens het in dienst hebben van een minderjarig meisje. Van Roy
verdedigt zich tegen beschuldiging in een brief aan de commissaris van politie.
De brief is bewaard in het archief van de politie bij de Gemeentearchief en
luidt (letterlijk) als volgt: |
|
Maastricht, den 15 februari 1865
Aan den Weledele Heer Commissaris van Politie Wel Edelen Heer,
Wanneer men eenmaal in zijn
karakter verkracht en in het belangen benadeeld is, tracht men zich in het
vervolg hiervan vrij te waren en toch zijn er omstandigheden, welke door
vijandelijke toedracht deze of geene verder benadeelen willen. Nooit of nimmer
ben ik oorzaak geweest, alhoewel in mijne betrekking van publieke huishouding,
om de minste aanleiding gegeven te heben tot stooren der rust van stad of den
lande Zulks moet vooraf gezegd zijn en nu tot het daadzakelijk. Het schijnt als
zoude ik aangetigd wezen om een minderjarig meisje huisvesting te hebben
verleend en wel volgens zeggen eene genoemde Kaatje Pepers, dat deze ongegronde
aanklacht geschiedt zoude zijn door zekere E. Dumoulin, een mijner buurvrouwen,
die zeker niet dulden kan dat een ander leeft. In alle geval neem ik niet op mij
derzelver bedoeling te schatten, alleen W.E. Heer laat ik de volgende denkwijze
aan uw advies over. Ik vraag dan, wie zoude in onze hoedanigheid van publieke
huishouding minderjarige meisjes aanlokken ik danwel Madam E. Dumoulin, welke er
regt voor uitkomt dat zij geen toezicht van politie schuwt, ten bewijze 3 door
dit huis afgeven adreskaartje welke hierbij ingesloten zijn en die bij honderden
konden verzameld worden. Ik laat alzoo die valsche voorgevens ter uwer bedenking
over en twijfel geentzins U.E Heer of uwe onpartijdigheid en regtschapenheid zal
ieder onbevooroordeeld gunst laten genieten. Met de meeste hoogachting,
Uw
onderdanige dienaar. P. J. van Roy.
|
|
|
Visitekaartje Wed. Dumoulin, Helstraat 2644. Nu Sint Bernardusstraat 31. |
Pikant detail visitekaartje. |
|
|
Sint Bernardusstraat 31 anno 2020. |
Sint Bernardusstraat
31-37 te Maastricht anno 2020. |
|
De in de brief vermelde
adreskaartjes zijn nog bewaard gebleven. Wat opvalt is dat het kaartje niet in
woorden de "bedrijfstak" vermeldt. Een goede beschouwer ziet echter genoeg: een
vrouw staat uitnodigend in een half geopende deur, terwijl achter de ramen
duidelijk de hoofden van vrouwen zichtbaar zijn. Zelfs in de sierlijke krullen
rond de naam "Maestricht" zijn symbolen verborgen die voor zich spreken!
Johannes van Roij werd geboren op 27 februari 1821 te
's-Hertogenbosch en overleed op 17 juni 1881, 60 jaar en bijna 4 maanden oud te
Maastricht. Jan was bordeelhouder van beroep en woonde in de Helstraat 2648,
nieuwe nummering 39. Hij was gehuwd met Antonia (Antonetta) Spuls, geboren op 30
september 1828 te 's-Hertogenbosch.
In het betreffende pand woonden tussen 1860 en 1880 wisselend twaalf publieke
vrouwen, die als beroep publieke vrouw hadden opgegeven:
Donder den, Maria Anna Catharina Hubertina, geboren 21 oktober 1849 te
Maastricht
Kraus, Catharine, geboren 11 februari 1848 te Dusseldorf
Coors, Anna Maria Dorethea, geboren omtrent 1822 te Kleindorf (Pruissen)
Suelkens, Marie Therese, geboren 24 december 1848 te Koewacht
Leenders geboren Devrede, Maria Mechtildis, geboren 21 mei 1858 te Borgharen
Georges, Lambertine, geboren 28 februari 1859 te Biesmeree (Namen)
Dasij, Catharine Antoinette, geboren 26 april 1853 te Brussel
Laek van de, Willempje, geboren 25 februari 1858 te Amersfoort
Dureau, Marie Therese, geboren op 4 mei 1848 te Lessines (België)
Roth, Therese Lambertine, geboren 17 september 1858 te Luik (sinds 12 oktober
1881 in Maastricht)
Dautzenberg, Marie, geboren 8 september 1844 te Aken (sinds 18 oktober 1881 in
Maastricht)
Frerard, Marie Lambertine, geboren 11 juli 1855 te Luik (sinds 23 maart 1882 in
Maastricht)
Uit de klapper van 1855 bleek dat er in Maastricht 71 geregistreerde publieke
vrouwen actief waren verdeeld over de straat (tippelen) en een viertal bordelen:
L. Balmakers in de Maastrichter Grachtstraat waar dat jaar 32 publieke vrouwen
actief waren, allen niet afkomstig uit Maastricht.
A. Michels in de Maastrichter Grachtstraat waren in 1855 acht publieke vrouwen
actief waarvan twee afkomstig waren uit Maastricht.
J. Jaspers in de Houtmaas waren in 1855 zeven publieke vrouwen actief waarvan
twee afkomstig waren uit Maastricht.
Bij
Mijndert Daggelder in de Helstraat 2644 waren in 1855 twaalf publieke vrouwen actief
waarvan twee afkomstig waren uit Maastricht.
Buiten de bordelen waren er twaalf "ambulante" geregistreerde
publieke vrouwen. Dit waren hoofdzakelijk vrouwen afkomstig uit Maastricht en
directe omgeving.
|
Militaire keuringen en remplaçanten. |
|
De algemene dienstplicht
werd door de overheid ingevoerd in 1811. De Franse wetgeving werd van kracht in
heel "Nederland" per 1 maart 1811.
Het was de Franse tijd en de
dienstplicht werd de conscriptie genoemd. Deze bestond tot 1813. De
conscriptielijsten zijn eenvoudige alfabetische lijsten van alle jongemannen
van 19 jaar, met vermelding van geboortedatum. In 1814 werd deze algemene
dienstplicht verzacht tot een systeem van vrijwillige dienst,
aangevuld door
lotelingen, en de mogelijkheid zich door remplaçanten te laten
vervangen. Ten tijde van de Nationale Militie waren de mogelijkheden om aan de
dienstplicht te ontkomen:
A. Door de overheid bepaald:
Enkele voorbeelden uit dit reglement:
No. 1. * Geheel of gedeeltelijk
gemis van hoofdhaar in zoodanige graad, dat het hoofd niet genoegzaam is
beschut, of het dragen van het hoofdtooisel bemoeilijk wordt. No. 2. Te
groote ligchaamsomvang door vetvorming gepaard met stoornis in de verrigtingen.
No. 3. * Algemene of plaatselijke vermagering, gepaard met lichaamszwakte.
No. 4. * Hoornuitwassen. No. 5. * Hoofdzeer (tinea).
No. 6. * Poolsche vlecht (plica). No. 7. * Verouderde en hardnekkige
huidziekten, bijv. baardvin (mentagra), schrub-uitslag (psoriasis)
visch-schub-uitslag in den hoornachtigen vorm (ichtyosis cornea) en de
zoogenaamde Yaws. No. 8. * Verouderde en hardnekkige venerische huidziekte
(syphilides, condylomata). T/m No. 357. * Doofstomheid (surdomutitas).
Ons bekend,
De Minister van Oorlog,
J.W. Blanken.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
Thorbecke.
W.J.C.H. v. Kattendyke.
|
|
Iedere jongen kreeg een lotnummer toegewezen. Pas daarna bepaalde de overheid
hoeveel dienstplichtigen men nodig had en zoveel loten werden getrokken, zoveel
lotelingen aangewezen. Nu kwam het niet altijd even goed uit dat één van de
zonen voor jaren het huis uit zou gaan. Dan was er de mogelijkheid om met iemand
van nummer te verwisselen of een plaatsvervanger te zoeken. Tijdens de loting
werd een lotingsregister aangelegd op nummer van het lot van de ingeschrevene.
Daarna gingen de lotingsregister naar de
militieraad, die de verzoeken tot vrijstelling, in verband met lichamelijke
gebreken of broederdienst, beoordeelde. Na beëindiging van zijn werkzaamheden
leverde de militieraad alle registers in bij de Commissaris van de Koningin. Het
dubbele exemplaar van de lotingsregister stuurde de raad naar de gemeenten.
Nadat bekend was hoeveel dienstplichtigen nodig waren, zorgde de Commissaris van
de Koningin via de burgemeesters voor het oproepen van de lotelingen.
Een nummerverwisselaar is
iemand die wel een lot heeft gekregen, maar niet is ingeloot. Hij kan wel
opkomen voor een andere loteling, mits deze uit hetzelfde kanton kwam. In de
praktijk zien we dat armere jongens vaak wisselden met een rijke loteling
omwille van een geldelijke beloning. Een plaatsvervanger is reeds voor
zijn eigen nummer opgeweest, de dienstplicht is reeds vervuld. Na zijn
diensttijd vervangt hij een loteling uit zijn kanton, uiteraard tegen betaling.
De plaatsvervanger mocht niet ouder zijn dan 35 jaar. Beter gesitueerden konden
hun zonen thuis houden tegen betaling!
|
Loting voor de Nationale Militie (1880; Publiek
Domein).
Bron: Wikimedia (Licentie: Public Domain). |
|
DE KLACH VAAN 'NE JOONKMAAN. Tekst: Borel - muziek: G. Goublier. Melodie
"Le Crédo du paysan". Ingezongen en weer voor het voetlicht gebracht door Tiny
Feij.
|
Tinus had 'nen hoege nommer
getrokke,
Heer mos goon dene noe es soldaot.
't Ganse hoes dat laog 't onderstebove,
't Ganse dörrep waor ten einde raod.
D'n awwen os, dee leet ziech neet mie mèlleke,
De roeijen haon, dee lag gein eier mie.
En Trien stoont in 'nen hook te beuke:
"M'ne leve Tinus, zeen iech diech daan noets mie?"
Refrein:
Triene mie keend, iech zal diech noets vergete,
Diech blijfs veur miech op eerd,
Altied 't mieste weerd !
Wied vaan diech weg heet miech 't lot gesmete.
Diech blijfs veur miech op eerd.
Altied 't mieste weerd.
Diech blijfs veur miech op eerd.
Altied 't mieste weerd.
Wied vaan de bös en vaan de heuvelklinge,
Wied vaan de häöf en vaan de modderpeul.
Wied van de weije boe v'r appele gonge stele,
Wied vaan dat alles bin iech noe gesjeid !
Wied vaan mien Triene, boe iech zoe dèks mèt praotde,
Wied vaan de plaots boe iech häör 't ierste zaog.
Wied vaan de plek, boe 'ch levensleech aonsjouwde,
Wied vaan dat alles bin iech noe gesjeid. |
|
Pierre Andrien HENQUET, de oudste
zoon van Henri HENQUET (landbouwer) en Catherine LEONARD, geboren op 11 januari
1791 te Eben-Emael in België is remplaçant in het keizerlijk Franse leger voor
zijn jongere broer Louis HENQUET - geboren op 12 oktober 1792, voor frs 300,00.
Beide zonen waren landbouwer te Eben.
|
|
|
Beiden plaatsten hun handtekening onder de akte: minuut overeenkomst d.d. 19
februari 1812 (59), notaris P.D. Jessé te Maastricht.
|
|
De keuringen voor de
Nationale Militie staan opgetekend in grote losse katernen. Elke jongeman
van 19 jaar werd ingeschreven, met vermelding van geboortedatum en -plaats,
woonplaats, beroep, namen en voornamen van de ouders, woonplaats ouders, beroep
vader, lengte en signalement, inventarisnummer Frans Archief (1796-1814) of
Provinciaal Archief (1815-1913); bovendien de vermelding van
geschikt/ongeschikt, en of een vervanger werd aangesteld.
Het signalement
omschrijft: Aangezicht, Voorhoofd, Ogen, Neus, Mond, Kin, Haar, Wenkbraauwen,
Merkbare teekenen (specifieke kenmerken). De lengte van de persoon werd in oude
maten aangegeven b.v. 1 elle 7 palmen 6 duim 6 streep betekent dat de lengte
1.766mm was. Elle= meter; palmen= decimeter; duim =centimeter en streep =
millimeter. Dit zijn wel Nederlandse maten; een Engelse duim (inch) is 2.54
centimeter.
Als de aanstaande echtgenoot nog niet zijn
volledige diensttijd had vervuld, treffen wij bij de huwelijksbijlagen vaak een
toestemming van zijn commandant
aan om te trouwen. Hierin staat dan ook in welk legeronderdeel hij dient. Zie
onderstaand de toestemming van de commanderende officier tot het huwelijk van
Johannes Hubertus HENKET met Anna DEKKERS op 7 maart 1888.
De lijsten werden elk jaar door
de plaatselijke overheden opgesteld. Op de zogenaamde
Certificaten van Nationale Militie, die deel uitmaken van de huwelijkse
bijlagen, is het signalement in veel gevallen niet ingevuld. |
|
|
Hoebeer HENKET, omtrent 1920, zoon van Johannes Hubertus HENKET. Foto:
privé collectie Bernhard Henket. Zie:
Een honderdjarige te Maastricht in 1935. |
's-Gravenhage 8 februari 1888. Toestemming tot het aangaan van
het huwelijk van de milicien Henket, Joannes Hubertus van de lichting 1885
gemeente Delft afgegeven door de Commanderende Officier. |
|
|
Maastricht 13 februari 1888. De inschrijving
Nationale Militie van Henket, Joannes Hubertus. Hij was ingeschreven voor
het jaar 1873 voor de lichting van het jaar 1874. 5 mei 1885 werd hij ingelijfd
als plaatsvervanger bij het 2e Regiment veldartillerie. |
Jan Henket als militair.
Foto:
collectie Bernhard Henket (†).
|
Een voorbeeld van het "remplaçantenstelsel"
vinden wij bij Johannes Hubertus HENKET
(1854-1915). Hij was vrijgesteld wegens
het feit dat hij enige (nog levende) wettige zoon was.
Anderen die ingeloot waren, zochten als hun ouders goed bij kas
waren tegen betaling een plaatsvervanger of nummerverwisselaar. Een bedrag werd
vastgesteld en vaak een overeenkomst bij een notaris opgemaakt. In de kranten
verschenen advertenties van privé personen op zoek naar een plaatsvervanger en
van commerciële bureaus die bemiddelen tussen vraag- en aanbod.
|
De Limburger Koerier van
27 oktober 1897. |
Uit de militaire stamboeken: bij het 3e
Regement Huzaren den 12 Mei 1879 als plaatsvervanger voor Biltzer Peter
Cornelius, lichting 1879, gemeente Dordrecht Zuid Holland No
173. Den 1 October 1880 met groot verlof. Den 3 Augustus 1882 terug. Den 11
september 1882 met groot verlof. Den 12 September 1882 overgegaan als Stukrijder
bij het 2e Regement Veld-Artillerie. Den 11 mei 1884 met
paspoort wegens geeindigde militie-diensttijd het bewijs van goed gedrag
afgegeven. Den 5 mei 1885 ingedeeld als plaatsvervanger voor Arent Drost van de
lichting van 1885 uit de gemeente Delft Zuid Holland onder N 131. Den 1 Oct.
1886 met groot verlof. |
|
Uit de militaire stamboeken. Jan Hubert
was redelijk groot voor die tijd (1,732 m.). ln de jaren 1863 -1865 was
gemiddeld ongeveer 12% der gemeten lotelingen kleiner dan 1,55 M., en 26,5%
kleiner dan 1,6 M.; in de jaren 1885 -1887 waren deze cijfers respectievelijk
ongeveer 4 en 13,5%. Deze vooruitgang is zeer geleidelijk geweest en schijnt
zijne grens nog niet te hebben bereikt. Bron: Militaire spectator;
tijdschrift voor het Nederlandsche leger, jrg 58, 1889, 01-02-1889.
|
Zijn vader Johannes Baptist
HENKET (1803-1872) kreeg het nummer 49 bij loting toegewezen, een hoog
lotnummer en hoefde geen militaire dienstplicht te vervullen.
In 1898 werd de algemene dienstplicht
opnieuw ingevoerd; in 1996 werd de opkomstplicht afgeschaft. Nederland gaat verder met
een beroepsleger. Een
sociale dienstplicht voor jongeren is momenteel een actueel onderwerp.
Herman
Joseph Hubert HENKET, een oud neef van Jan Baptist HENKET, is vrijgesteld van de
nationale militie wegens broederdienst op 16 april 1886. Zijn oudste broer
Engelbertus Joannes HENKET was al ingelijfd bij de militie en wordt
beroepsmilitair o.a. in Atjeh. Na 1907 wordt niets meer van hem vernomen. Hun vader,
Joannes Baptist Hubert HENKET, sterft op jonge leeftijd (35 jaar oud), overleden
21 januari 1866 in de Bokstraat 455 te Maastricht. Hij werd 23 januari 1866
begraven te Maastricht (Begraafplaats Tongerseweg). 2 broers en 2 zussen zijn dan
ook al overleden. Hun moeder, Joanna Maria Hubertina EVERSEN, overlijdt 8
januari 1889, 59 jaar oud te Maastricht, Langs de kom der Zuid-Willemsvaart (Het Bassin) 42
en werd 10 januari 1889 begraven te Maastricht (Begraafplaats Tongerseweg).
De twee overgebleven broers trekken de wereld in als beroepsmilitair. Wij zullen
Hermans activiteiten in koloniale dienst eens volgen.
|
|
|
|
Meer over Atjeh:
De Atjeh-oorlog. Djihad en
koloniaal machtsvertoon. |
Kaart van Atjeh tijdens de Atjehoorlog 1874. |
|
Herman werd als jongste zoon geboren op 17
februari 1866 te Maastricht. Zijn vader was een maand eerder overleden. Van
beroep werd Herman schoenmaker. Als plaatsvervanger voor Gerrit BURGER (van de
lichting 1891 bij de gemeente Texel Noord-Holland onder nr.14, ingelijfd de 2de
mei 1891 Korps Torpedisten) wordt hij ingedeeld bij het 2de
Regiment der Infanterie op 13 augustus 1891. Hij gaat met groot verlof op 8
september 1892. Zijn signalement: gezicht: ovaal; voorhoofd: hoog; ogen grijs;
neus: groot; mond: gewoon; kin: spits; haar: bruin; wenkbrauwen: bruin.19 mei
1893 vertrek naar Harderwijk Koloniaal Werfdepot. 23 mei 1893 gaat hij als
soldaat, met een contract voor 6 jaren, over naar het 2de Regiment
Infanterie der Koloniale Troepen met een gratificatie van fl 300,00, behept met
een oogbindvliesontsteking in lichte graad. Hij vertrekt op 1 juli 1893 met SS.
Burgemeester Den Tex uit Amsterdam en komt te Padang aan op 6 augustus 1893 en
wordt geplaatst bij het 4de
Depot Bataljon; 9 maart 1894 17de Bataljon Infanterie; 8 december
1894 2de Garnizoensbataljon van Atjeh; 22 mei 1895 4de
Depot Bataljon; 6 juli 1895 2de
Garnizoensbataljon van Atjeh; 14 juni 1896 18de Bataljon Infanterie;
20 oktober 1896 10de Bataljon Infanterie; 18 december 1896 geplaatst
bij het Subkader te Batavia en 28 december 1896 bestemd om terug naar Nederland
te gaan (ter opzending) wegens tijdelijke lichamelijke ongesteldheid voor alle
militaire diensten; 6 januari 1897 vertrek per SS Soembing; 10 februari 1897
aankomst te Rotterdam, ingedeeld bij de koloniale reserve.
19 februari 1897 verband vrijwillig geëngageerd als soldaat voor 6 jaar bij het
leger zowel in als buiten Europa; in te gaan op de dag waarop hij voor de
actieve dienst fysiek geschikt bevonden wordt met fl. 200,00 premie waarop 20
gulden heden en 30 gulden bij overgang van de valide compagnie zal worden
uitbetaald. Terug als dan fl. 150,00 ingelegd in de RPSB.
20 oktober 1897 fysiek geschikt bevonden; 23 oktober 1897 gedetacheerd naar
Oost-Indië; te Rotterdam overgegaan aan boord van SS Lavoe.
1 december 1897 gedebarkeerd te Batavia en geplaatst bij het 2de
Bataljon Infanterie.
15 januari 1898 8ste Bataljon Infanterie; 24 augustus 1898 Kader
Korps Pupillen; 13 juni 1899 7de Bataljon Infanterie; 18 maart 1902
geplaatst in de 24ste klasse militaire discipline; 18 september 1902
daaruit ontslagen; 17 november 1902 2de Bataljon Infanterie; 18
oktober 1903 bestemd om terug te keren naar Nederland voor beëindiging lopend
contract; 22 oktober 1903 Subkader te Batavia; 12 november 1903 vertrek met SS
Prins Hendrik; 15 december 1903 ontscheept te Amsterdam.
4 april 1904 geëngageerd voor een jaar te dienen bij de Koloniale Reserve zowel
in als buiten Europa met fl. 50,00 premie.
Militaire bijzonderheden:
1895-1896: ereteken krijgsverrichtingen te Atjeh (1873-1896; 1896-1900).
24 januari 1900: bronzen medaille zonder gratificatie.
11 april 1900: scherpschutter geweer 1ste maal; 11 maart 1901
teruggesteld tot gewoon schutter; 16 augustus 1901 scherpschutter 2de
maal.
1901: schietprijs geweer 1ste maal.
1902: krijsverrichtingen tegen Djambi.
3 april 1905: met paspoort wegens dienstbeëindiging; bewijs van goed gedrag
onthouden; hij heeft recht op tweede helft gratificatie (1ste
helft gratificatie 2 oktober 1897), art. 1 K.B. 19 juni 1895 week 38.
Hij keert wegens 6 jarig verblijf uit Indië terug 10266/03. Zijn commandant KWD
vraagt het adres op teneinde een bedrag van fl. 3,55 uit te keren. (05-40).
Adres in 1897: H. Klaassen (halfzus), Rue Virviniens 80, Luik (BE). Hij komt
terug per Soenabing naar Rotterdam, aangekomen daar 11 februari 1897. 3 april
1905 verlaat hij bij de Koloniale Reserve te Nijmegen het Indische Leger te
Nijmegen.
In 1923 en in 1926 wordt hij in Breda veroordeeld
wegens landloperij; 26 januari 1947 om 1 uur overlijdt Herman, ongehuwd zijnde
en wonende Plankstraat 8 te Maastricht, oud 80 jaar en 11 maanden oud.
Bron: Stamboek bij het Departement van Oorlog.
Extract uit de minuten berustende ter Griffie der Arrondissements-Rechtbank
te Amsterdam 1913. Het schrijven van het Departement van Koloniën, afdeling C2
(Militair Personeel) no. 7374.
Herman Joseph Hubert Henket. Stamboeknummer 11003:
|
|
|
Overlijdensakte Herman Joseph Hubert
Henket. |
Medaille voor krijgsverrichtingen 1873-1896. |
Zijn
oudere broer Engelbertus Jpoannes HENKET, geboren op 9 januari 1855 te Maastricht in de
Mariastraat 468 - het huidige nummer 7, wordt vlak na het overlijden van zijn vader geplaatst in het
Rooms Catholijk Armenhuis (9 februari 1866); later wordt hij opgevangen door
familie te Sint-Pieter bij Maastricht. Zijn signalement bij de militaire keuring
luidt: aangezicht: ovaal; voorhoofd: rond; ogen: blauw; neus: gewoon; mond:
klein; kin: rond; haar: blond; wenkbrauwen: idem; lang: 1.66 meter; "behept met
dubbele liesbreuk". In militaire dienst was hij voornamelijk "ziekenvader" in
Atjeh. Bij zijn wettelijk huwelijk op 29 september 1897 te Kota-Radja is hij
kantinehouder te Kota-Radja; later is hij werkzaam als opzichteradministrateur
bij de spoorweg Segili-Atjeh. Uit het huwelijk met zijn inlandse vrouw SALIJEM
werd naast Wilhelmina Sophia HENKET (1882-1847), Anna Maria HENKET (1883-1979) geboren. Haar zoon
Charles Engelbertus Rudolphus Adolphus Marques (Bert genoemd) HENKET werd
geboren te Ceram (Indonesisch: Seram) in 1905, de naam van de vader is onbekend
gebleven. Engelbertus overleed 17 september 1922 te Malagang (Indonesië) en werd
aldaar begraven (het kerkhof is momenteel een fabrieksterrein).
Engelbertus Joannes
Henket. Stamboeknummer 76300:
|
|
Het huis aangegeven met pijl in de Mariastraat - nr. 7 - te Maastricht is het
geboortehuis van Engelbertus Henket. In de jaren dertig was hier leerhandel H.
Schefman gevestigd. Later werd dit pand en nr. 9 omgevormd tot het voormalig
restaurant "D'N AWWE STIENE". Foto's: RHCL en auteur.
|
Maastricht was al eeuwen legerplaats, vestingstad, later
garnizoensstad en kazerneplaats (Tapijnkazerne).
De soldatenliedjes waren alom
bekend in Maastricht en dat verklaart de Hollandse tekst. Dialectliedjes waren
er blijkbaar niet, uitgezonderd de liedjes van de gebroeders Olterdissen, vaak
gemaakt op bekende wijsjes uit opera en operette.
Na de Tweede Wereldoorlog
herintroduceerden De Tempeleers het Carnavalsfeest met liedjes in het
"mestreechs". Carnaval werd een volksfeest. Toezichthouder de katholieke kerk
bleef het Carnavalsfeest nauwlettend in het oog houden. Bang was men voor
zedeloosheid, drankmisbruik, uitval van arbeid en andere zaken welke het gezin
konden schaden. Meestal bleek die angst ongegrond te zijn geweest en waren de
afgelopen drie dagen "Super Sjoen Daog". Blij was de kerk als het uiteindelijk
weer Aswoensdag was: het vasten als toeloop naar Pasen kon nu beginnen na de
gevierde Vastenavond.
|
|
|
|
Had ik het maar gewete
Had ik het maar gewete
Had ik het maar gewee-hee-te
Dat ik zes jaar moest staan
Had ik het maar gewete
Dat ik zes jaar moest staan
Mijne lieve Anna
Mijne lieve Anna
Mijn lieve Anna
Waar ik van weg moest gaan
Mijne lieve Anna
die ik moet laten staan |
In Maastricht kent men het liedje van de "Oostgenger", de
jonge man die wellicht in zijn onnozelheid en voor het geld 6 jaar voor dienst
in de koloniën had getekend:
"Hij is voor mij naar de Oost gegaan..." is een ander
liedje dat met Carnaval wordt gezongen en verhaalt over iemand die is gaan varen
zover van hier en zijn liefje (twee varianten).
|
|
Hij is voor mij naar den Oos gaan va-ha-re
Hij is voor mij naar den Oos gegaan
Hij is gaan vare
zo ver van hier
en met
een ander meisje heeft hij zijn plezier
Hij is gaan vare
zo ver van hier (lekker dier)
en met
een ander meisje heeft hij zijn plezier
|
|
|
|
En dan hebben zij een paar laarzen aan. |
|
|
|
Wij zijn gezworen kameraden
Wij zullen elkander nooit verlaten
Wij zijn bijeen en we blijven bijelkaar
Totdat we naar het kerkhof worden gedragen
en hupmarjenneke
pupverjenneke
tege de carnaval |
|
|
|
Wee zouw dörve
spotte
met de keuning
zien piotte
zal de bak in
goon
dee zal de bak
ingoon.
Wee zouw dörve
spotte
met de keuning
zien piotte
zal de bak in
goon.
Wee zouw dörve
kakke
op de keuning
zien gemake
zal de bak
ingoon
dee zal de bak
ingoon
Wee
zouw dörve kakke
op
de keuning zien gemake
zal
de bak ingoon. |
|
Verder ontving ik van Tiny Feij nog een
fragment uit een potpourri over een dragonder te Den Bosch. |
|
Franse uniformen voor 1916: v.l.n.r.:
sergant chef, soldaat veldartillerie, geniesoldaat, infanterist, infanterist
officier, alpenjager, chasseur ter voet, chasseur ter paard, trompettist en dragonder. Bron:
Eerste Wereldoorlog - Uniformen - WO1Wiki. |
Met dank aan
Tiny
Feij.
|
|
1956: het graf van Engelbertus Joannes
Henket te Magelang (Indonesië).
Foto's: collectie familie Henket en familie Deswert. |
|
Dochter Wilhelmina Sophia Henket - Kleinzoon Hendri Tamaëla Wattimena
en echtgenote Adèle Frederikz. Beide grafmonumenten liggen naast
elkaar. |
|
|
|
Het echtpaar Johannes Jacobus Benjamin Sahusilawane en Anna Maria
Henket.
|
Het graf van Anna Maria Henket en haar
echtgenoot Bob Sahusilawane te Tuhaha (Indonesië).
|
Foto's: collectie familie Henket. |
|
Bert werd geboren op 25 februari 1905 te Soahoekoe (Indonesië).
Hij was administrateur van verschillende tabaksplantages in Centraal Java en
heeft korte tijd nog gediend als administratief officier in het Indonesisch
leger. Hij was met Elisabeth Samijen DJOJOSOEKASRO, een Javaanse vrouw, gehuwd
en dacht, dat hij geen problemen zou hebben om in Indonesië te blijven. Dat was
echter niet zo. De voorbereiding voor het vertrek van Bert en de gezinsleden die
met hem mee wilden naar Nederland verliep niet gemakkelijk. Hij heeft op een
tabaksplantage gewerkt (hogere functie) en zou in 1964 in Nederland een huis in
Breda krijgen. Van daaruit zou hij uitgezonden worden naar Tanzania om daar een
tabaksplantage op te zetten. Omdat er toen oorlog in Tanzania uitbrak, is zijn
de plannen niet uitgevoerd. 17 november 1965 volgde naturalisatie tot
Nederlander. Hij woonde toen te Laren. Bert overleed 22 juli 1969, 64 jaar oud
te Amsterdam en werd te Amsterdam begraven op de Begraafplaats De Nieuwe Ooster op 25 juli 1969. Elisabeth Samijen
werd geboren op 1 mei 1908 te Soerakarta. Zij overleed 29 juli 1993, 85 jaar oud
te Amsterdam en werd te Amsterdam bijgezet op 2 augustus 1993.
De nakomelingen van het echtpaar vestigen zich o.a. in Nederland en in de Verenigde
Staten.
Moeder Anna Maria HENKET (1884-1979) huwde Johannes Jacobus
Benjamin SAHUSILAWANE, zoon van Cande SAHUSILAWANE en Cie LAMARET, in 1910. Zij
kregen 9 kinderen. |
|
Tuhaha is een dorp gelegen op het eiland Saparua bij de Tuhaha
baai. Zie pijl op kaartje. Bron:
Maluku-Saparua-Ullath. |
|
Ceram: een eiland, dat in het centrale deel van de Molukken ligt, een deel
van Indonesië. Het is 17.148 km² groot en het hoogste punt is 3027 m. Het
dichtbevolkte eiland Ambon ligt ten zuidwesten van het eiland. Ten noorden van
Ceram bevindt zich de Ceramzee en ten zuiden de Bandazee. |
|
Bovenste rij derde persoon v.l.n.r. Bert Henket en zijn moeder Anna
Maria Henket (dochter van Engelbertus Joannes Henket uit Maastricht) en andere
familieleden en nakomelingen.
Foto omtrent 1955. Foto: collectie Don
Henket. |
|
Jan Bernard Henket (Ber) 26 december 1905 - 7 december 1985. |
|
Ber wordt geboren
"met de helm" op 26 december 1905 om vijf ure vóórmiddag op de Kleine
Looijerstraat 21 te Maastricht. Zijn geboorte werd aangegeven door Jozef ZAMBRA,
porceleinwerker, 45 jaar oud en Franciscus MIESEN, aardewerker, 41 jaar oud,
beiden woonachtig binnen de Gemeente Maastricht; de aangever (zijn vader)
verklaarde niet te kunnen schrijven. In de 16de
eeuw (wellicht ook vroeger) bestond het bijgeloof, dat iemand, die met een helm
- een vliesachtig omhulsel van het hoofd - geboren werd, geesten kon zien, de
gave der voorspelling had, vooral wat het overlijden van bloedverwanten of
stadgenoten betreft; ook betekende het vroeger, hij is gelukkig, alles lukt hem
wel. Bron: F.A. Stoett: Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen,
uitdrukkingen en gezegden.
Als ongeschoolde arbeider, moet Ber op
tienjarige leeftijd gaan werken. Zelf woont hij vanaf het huwelijk met Anneke Murrer in 1930: Herbenusstraat 158; 23 maart 1931 Herbenusstraat 52; 12 februari
1932 Herbenusstraat 9; 3 november 1932 Capucijnenstraat 53; 30 oktober 1934
Herbenusstraat 33; 19 juni 1937 Herbenusstraat 27; 23 oktober 1939 Statensingel
54; 15 juli 1940 Herbenusstraat 52; 8 oktober 1984 Reinaartsingel 70. Alle
adressen te Maastricht.
|
Inwonerslijst
Herbenusstraat 1931: |
|
Als arbeider in de aardewerkindustrie,
tegelvormer, ovenstoker bij het sierkeramiekbedrijf Astra C.V.,
Gubbelstraat 20-24 te Maastricht, arbeider
bij de Radium en via allerlei ongeschoolde baantjes, werkt hij vanaf september 1951 tot november 1955 in “Du Casque” (“De Helm” vroeger "Ter Clocken"
geheten) te Maastricht - gelegen aan het Vrijthof/Helmstraat 14 - als
“knecht in algemene dienst”. |
Advertentieblad voor Limburg van 18 juli
1941. |
|
|
|
De mooie Art Deco ingang zijde Helmstraat van Hotel Du Casque. |
Een van de getuigschriften ontvangen
aldaar.
Foto: collectie Breur Henket.
|
|
|
Hotel Du Casque aan het Vrijthof ca. 1860.
Dit hotel was ook bekend
als Hotel Bonn van A. Bonn. |
Een
champagnekoeler van Du Casque. Foto: collectie Breur Henket.
|
|
|
Toeristenkaart
1958 ten behoeve van een bezoek aan de Wereldtentoonstelling te Brussel 1958.
Foto: collectie Breur Henket.
|
Het Atomium.
Bron:
rentfarm/expo58/exhibition.
|
|
In het adresboek van Maastricht van 1958 staat hij nog
ingeschreven als "huisknecht". Hier wordt ook zijn oudste zoon Jean
vermeld als typograaf, in 1958 wonende aan de Oude Wolderweg 61. |
Ber gaat werken bij de KNP, de Koninklijke Nederlandse Papierfabriek, later Sappi. Hij zal hier zijn
25-jarig jubileum vieren op de “sorteerzaal”. Binnen de KNP zal hij ook werkzaam
zijn bij de bedrijfsbrandweer; de laatste jaren voor zijn pensionering werkt hij
als “liftboy” binnen de KNP. Iedereen kende hem op zijn werk om zijn “awkloete”
(flauwekul) die hij maakte met zijn collega’s. Thuis was Ber een stille man. Hij
floot meer dan hij sprak.
Als hij zijn “sjekske” (gedraaide sigaret) en een volle pot
koffie had, veel kon slapen, in zijn häöfke (tuin) werken en met zijn
volière en kanaries bezig kon zijn, was hij gelukkig. Ook de jaarlijks terugkerende wit- en
behangpartij, werd slechts zelden door hem overgeslagen. |
|
|
|
Sorteerafdeling anno 1950 Koninklijke Nederlandse Papierfabriek en
25 jaar sorteerzaal K.N.P., uit de "Vezelpraot", het personeelsblad
van de KNP. |
|
Foto: Etienne C. L. Van Sloun. |
|
|
|
1950 verscheen het gedenkboek van de Koninklijke
Nederlandsche Papierfabriek N.V. (KNP) te Maastricht ter gelegenheid van haar
honderdjarig bestaan. Door een enigszins roze bril wordt hierin terug geblikt op
het verleden. Zo wordt bijvoorbeeld veel aandacht besteed aan de reeks van
directeuren die ieder door hun bijzondere eigenschappen de fabriek groot hebben
gemaakt.
Wat te denken van Léon Lhoest, die volgens het
gedenkboek door zijn werknemers op handen werd gedragen. Deze directeur had de
gewoonte de meest vlijtige werknemers bij zich op kantoor te roepen, hen lovend
toe te spreken en, bij wijze van onderscheiding, met krijt een kruis op hun kiel
te tekenen. Het gedenkboek vertelt dat de arbeiders hier zo trots op waren dat
zij ervoor waakten het kruis van hun kiel te vegen.
Het werk in de papierindustrie was zwaar en niet
zonder risico's. Het sorteren van lompen bijvoorbeeld, de belangrijkste
grondstof bij de papierfabricage, was een smerig werk en werd vooral door
vrouwen gedaan. Aan het eind van de negentiende eeuw werkten alleen al op de
lompenzolders meer dan 200 vrouwen en meisjes. De kans op besmettelijke ziekten
was hier groot. Ook kolensjouwers waren met tientallen werkzaam op
de fabriek. De kolen die nodig waren voor de stoommachines en ovens werden met
de hand uit de schepen gehaald om vervolgens in mandjes naar de fabriek te
worden gebracht. Het totale productieproces bood vóór 1900 aan meer dan 700
mensen werk.
Het archief van de Koninklijke Nederlandsche
Papierfabriek N.V. bevindt zich in de archiefbewaarplaats van het Sociaal
Historisch Centrum voor Limburg in Maastricht. Dit instituut houdt zich bezig
met het verzamelen, ordenen en inventariseren van bronnenmateriaal betreffende
het sociale en economische leven in Limburg. De aandacht gaat hierbij niet
alleen uit naar de grotere ondernemingen, zoals de KNP en Sphinx waarvan het de
archieven bewaart, er is ook aandacht voor de archiefbescheiden van boeren,
ambachtslieden en kleine middenstanders.
|
|
|
Gezicht
op het fabriekscomplex vanuit het zuiden, circa 1925.
|
|
Jaren 30: linksboven achterste rij Anneke
Henket-Murrer (1907-2000), lid van de Gemengde Zangvereniging
Vriendenkoor Maastricht. |
|
|
4 januari 1980 vierde het echtpaar
Henket-Murrer hun gouden bruiloft. 5 jaar later mochten wij ook hun 55-jarig
huwelijksfeest nog meemaken.
|
Om een beter inzicht te krijgen in de industriële activiteiten en politieke
machtswisselingen binnen Maastricht in de 19de en begin 20ste
eeuw het volgende overzicht:
maastricht.htm. |
|
In 1860 waren alleen al in de glas-,
aardewerk- en papierfabrieken 2322 werknemers in dienst. In 1878 hadden de
achttien ondernemingen met 20 of meer werknemers in totaal 5168 arbeiders in
dienst, waarvan alleen al 3209 bij de firma Regout werkten. In 1913 werkten bij
De Sphinx (voorheen Petrus Regout & Co.) 3500 arbeiders; de Société Céramique
telde 2200 arbeiders.
Eind 19de
eeuw worden nieuwe fabrieken opgericht o.a. de Mosa (porselein); de Stella (glas
en kristal) en de vloer- en trottoirtegelfabriek van Alfred Regout & Co.
Daarnaast telde de stad nog 6 tabaksfabrieken, 3 behangselfabrieken, nog 1
spijkerfabriek en de enige overgebleven lakenfabriek van Hanckar.
Ook de talrijke bierbrouwerijen (29 bierbrouwerijen en 16 branderijen) kwamen
tot bloei; o.a. "De Zwarte Ruiter" (de familie Rutten), die op grote schaal
uitvoerde naar Oost-Indië: de hoge zuurgraad van het Maastrichts Oud beschermde
het bier tegen bederf.
|
|
|
Omgeving Bassin, de Sphinxfabrieken
en station Boschpoort 1927; de vele schoorstenen spreken voor zich. |
|
In de Helstraat was een brouwerij
gevestigd van de bekende brouwersfamilie Marres: de Brouwerij Marres-Prick.
Joannes Wilhelmus Marres (Jan Willem), geboren op 29 november 1794 te
Vroenhoven als zoon van Michaël MARRES, brouwer in het Pannenhuis te Biesland en
Maria Catharina KRUIJEN, begon deze brouwerij bij zijn huwelijk op 26 september
1826 te St. Pieter met Anna Margaretha PRICK, dochter van de brouwer Henri Prick,
gehuwd met Maria Cornelia HAMELERS, van St. Pieter (Blekerij). Hij stief jong te Maastricht op 11 augustus 1833, 38 jaar oud; zijn
vrouw stierf een half jaar later te Maastricht op 29 maart 1833, eveneens
slechts 38 jaar oud. Ze lieten vijf wezen achter, waarvan de oudste Johannes
Henricus Hubertus 11 jaar was. Deze start later op de Kleine Grachtje een eigen
brouwerij. De brouwerij in de Helstraat wordt voortgezet door Simon Servaas
Pieter PRICK, broer van Maria Margaretha Prick. De gelagkamer daarvan - "Prick
in de Hèl" - was decennia lang rondom het midden van de 19de
eeuw de beroemdste van Maastricht en was tot ver over de grenzen bekend.
Officieel heette het café "In Den Rosemaryn", gelegen in de Helstraat 2637, nu
nr. 9. De
bierproductie van Prick werd grotendeels in de eigen gelagkamer omgezet. |
|
Gemeentepolitie Maastricht Mutatieboek 1832: 14 februarij 1832
omstreeks 8 uren des avonds is in de herberg van Marres in de hel straat, aan
den bakker Clemens wonende in de Witmakers straat, een geloeijnde kool in de zak
gestoken geworden. Den dader kan Clemens niet aanwijzen. |
|
Het typische locale "Maastrichts oud" werd
gemaakt door het mengen van lagerbier (onder- en bovengistend, vroeger alleen
bovengistend) met het zogenaamde snijbier: een bier dat in grote legvaten
gedurende jaren is bewaard. Door de inwerking van verschillende micro-organismen
is uit de dextrinen (een polymeer van glucose - druivensuiker, gemaakt door
gedeeltelijke afbraak van zetmeel) van het bier vooral melkzuur ontstaan. Ook
zijn er de zogenaamde "esters", gevormd zodat dit snijbier op Rijnwijn (Rins)
gaat lijken. Is er te veel azijnzuur ontstaan dan krijgt het snijbier een scherp
zure en dus ongewenste smaak. Door het toevoegen van dit snijbier aan jong bier
of lagerbier krijgt men het Maastrichts oud: een bier met een rinse, wijnachtige
smaak. Met karamel kleurt men het bier donker. Veel (zwangere) vrouwen en
kinderen dronken dit bier, wel of niet met een schepje suiker. Van de
kinderen had je dan geen last meer, die vielen wel in slaap. Dit bier werd als
zeer voedzaam en gezond beschouwd. Een tip: marineer uw vlees eens in oud bier;
het vlees wordt lekker mals en krijgt meer smaak. Te zuur: voeg er wat Rinse
Appelstroop toe, het liefst natuurlijk volgens het recept van Guillaume Henquet.
Deze stroop wordt nog altijd geproduceerd door het bedrijf Frumarco te Beek.
|
Louis HENQUET, gefotografeerd in 1986 bij
gelegenheid van de officiële sluiting van de stroopfabriek aan de Prins
Hendrikstraat te Eijsden. Foto: G. Wolfs. Louis stamt net als Jan
Bernard HENKET af van de gemeenschappelijke voorvader Henri HENCKET; deze leefde
te Lixhe (BE) tussen 1550 en 1625 en was zelf een afstammeling van familie
HENKETH te Luik. |
|
|
Reclamebord van Brouwerij Marres-Ceulen
Grote Gracht, later Capucijnenstraat te Maastricht. Bron en info over de brouwers Marres:
Marres Brouwerijen te Maastricht. |
|
Bierviltje Marres Dobbel Aajt.
Bierbrouwerij Firma Marres-Ceulen, Capucijnenstraat 98 te Maastricht.
Bron: Privé collectie. |
|
|
Op last van de raad werd de Groete Bouw in
1938 afgebroken. In 1899 woont 57½% van de Maastrichtse bevolking op 1 of 2
kamers.
|
|
De Cité Ouvrière-façade
1864
en een fragment uit de gezinskaart van Franciscus Volders (1824-1875) en
Elisabeth Moermans: adressen te Maastricht: Raamstraat 799; 2 april 1866 St.Antoniusstraat
Citée; 1 juli 1870 Raamstraat 755; 7 aug 1871 Cité; 7 april 1877
Boschstraat 1210; 10 december 1877 idem 919; 12 november 1878 Raamstraat
704; 2 november 1879 Grachtstraat 804; 28 december 1880 idem 818. |
Met de ontwikkeling van de industrie ging een
snelle toename van de arbeidersbevolking gepaard. Als gevolg hiervan ontstaat
woningnood. Vanaf ca. 1840 begon de binnenstad op sommige punten in een
menselijk pakhuis te veranderen (Stokstraat en omgeving, Boschstraatkwartier: de
Cité Ouvrière). Op de hoek van de St. Antoniusstraat en de
Boschstraat ontstond, geïnspireerd op de Cité Napoléon in Parijs, in 1863 het
eerste Maastrichtse experiment met arbeidershuisvesting. Hoe goed bedoeld ook,
het "menschenpakhuis" met 350 bewoners op 72 kamers van drie bij vier werd een
mislukking. Zie ook: Caspar Cillekens: een kwaad leven in de Kwadevliegenstraat
(Dagblad De Limburger
woensdag 13 augustus 2003).
De Duitse architect Wilhelm Wickop ontwierp en bouwde de Cité
Ouvrière en het woonhuis van zoon Petrus Alexander Regout aan de Boschstraat 45.
De architect en Petrus Regout hadden voor ogen staan:
"Logement voor 72 huishouders (alle
werklieden van de Cristalglas en fijn aardewerk fabriken van den Heer Petrus
Regout te Maastricht) geheel in steen gebouwd de balken, vensters haardsteden en
ledikanten allen in ijzer, de twee trappen elk van 96 treden, de 90 vensters en
24 kelder roosters in Naamse steen."
De Cité Ouvrière telde uiteindelijk 7 verdiepingen aan de
Sint Antoniusstraat nr. 59, tegenwoordig: Sint Teunisstraat.
Alle kamers hadden dezelfde afmetingen, 5 meter lang, 3,5 meter breed, 3 meter
hoog en met een totale oppervlakte van 17,5 vierkante meter. De kamers lagen aan
brede gangen en per verdieping was er één gemeenschappelijk toilet voor mannen
en vrouwen, een watertappunt en een riolering aanwezig. In de kelder bevond zich
de lijkenkamer. Tussen het overlijden en begraven was er namelijk een
tijdsspanne van minimaal 3 dagen vereist. Normaal werd de overledene in de
woning opgebaard, maar in het geval van de Cité Ouvrière kon dit niet omdat het
gezin, dat meestal uit 8 personen bestond,
maar de beschikking had over twee kamers. De overblijvende(n) hoefden dus nu
niet naast de overledene te liggen tot aan het kisten.
De Cité Ouvrière, in gebruik genomen op 15 februari 1864, kende
vele namen zoals: Sint Antoniusbouw, Groete Bouw, Zwarte Bouw, Menschenpakhuis
en huurkazerne. Het woord Cité Ouvrière staat voor "werkmanswoningen" of te wel
fabrieksnederzettingen. Voorbeelden m.b.t. Cité’s had Petrus Regout voldoende
zowel in als buiten Nederland. Ook variaties voor wat betreft de uitvoering en
de gedachte achter het bouwen en in stand houden van zo’n Cité. Maar het is de
mens en fabrikant Petrus Regout die de keuze maakte met alle gevolge van dien.
De geschiedenis heeft ons geleerd dat met name Petrus Alexander Hubertus Regout
(1828-1897), de oudste zoon en opvolger van Petrus Regout (tweede generatie) de
werkelijke geschiedenis geschreven heeft. Bij de bouw van de Cité Ouvrière had
Petrus Regout een schone voorstelling van hoe deze woningen er uit zouden moeten
zien:
"Zeer aanzienlijke en ruime arbeiderswoningen, ten einde mijn
werklieden zeer gezonde en zindelijke woningen te verschaffen".
Petrus Regout was trots op de Cité Ouvrière en plaatste als sluitsteen het
familiewapen en het stichtingsjaar in de gevel. Zijn opvolgers verwijderden dit
snel na hun aantreden. Kennelijk wilden ze niet weten dat de negatieve klanken
aan hen te wijten waren. In de "noodkistrede" van Dr. Poels in 1917 zei hij
onder andere:
"Wat gij niet gedaan hebt aan een van deze geringsten, dat hebt gij ook niet
gedaan voor Mij!
Dit soort verwijten resulteerden er uiteindelijk in dat de Cité Ouvrière in 1918
werd verhuurd aan de gemeente Maastricht die de bewoners zo snel mogelijk ergens
anders wilde onderbrengen. Het verplaatsen van de bewoners duurde 10 jaar,
waarbij de meeste gezinnen werden ondergebracht in noodwoningen in het
Bosscherveld.
Het gebouw werd gesloopt in 1938.
Sloop en
afbraak van de Cité Ouvrière in najaar 1938: |
|
|
Aantal inwoners Maastricht:
1800: 18.000
1828: 21.233
1850: 25.000
1866: ca. 29.000
1919: ca. 42.000
1920 na de annexatie: 54.267
2002: 122.252
2005: 121.498.
2023: 122.692 inwoners (31 januari 2023, bron:
CBS). |
|
Onderstaand de bevolkingsdichtheid anno 1850 te Maastricht en omgeving. De
bevolkingsdichtheid geeft de verhouding aan tussen het aantal inwoners en de
oppervlakte van een bepaald topografisch gebied. Meestal wordt de
bevolkingsdichtheid aangeven in het aantal inwoners per km². |
|
Weekblad "De Grondwet" van 13 juli
1880: |
|
Zodra er door het opruimen van muren en aarden
wallen terreinen beschikbaar kwamen, werd begonnen met het bouwen van
arbeiderswoningen. Aan de Franschensingel verrees de arbeiderswijk, genaamd
“Quartier Amélie”, in de volksmond “kraaiendorp” genoemd, naar de sintels
(kraaien) die als onderlaag van de nieuw aangelegde wegen gebruikt werden. 1877
wordt de Maastrichter Bouwvereniging opgericht door de particulieren en
de ondernemers Regout, Lhoest, Marres en Rutten. Deze particuliere
organisatie bouwde arbeiderswoningen aan de
Herbenusstraat - eerst nog gedeeltelijk Boulevard T (Téméraire) geheten, het Lindenkruis en de
Statensingel. Deze woningen beschikten over een aansluiting op de waterleiding
(één kraan). De aansluiting op de waterleiding was toen binnen Maastricht
uitzonderlijk; in 1892 beschikte slechts 9% van de gezinnen over een aansluiting
op de waterleiding.
Bij Besluit van de Raad B&W van 22
januari 1903 werd de Boulevard T ("de nuije boelvaar") omgenoemd tot
Herbenusstraat. De straat werd toen ook gedeeltelijk hernummerd. In strijd met de
verordening huisnummering Artikel 4 had men in de Herbenusstraat nl.
de oneven nummers van het zuiden naar het noorden genummerd.
Art. 4. van deze verordening bepaalde, dat men moet beginnen
van het noorden tot het zuiden en van het oosten naar het westen,
oneven aan de ene zijde en even nummers aan de andere zijde.
Matheus Herbenus
of Herben (1451-1538) is een van de eerste humanisten van Nederland.
Hij is de auteur van de vroegst bekende beschrijving van Maastricht
(1485). Omtrent 1877 werd de Buitensingelweg vanaf de Boschpoort tot aan
de Brusselsepoort voltooid. De huidige Statensingel was een gedeelte
van deze Singelweg en werd hernoemd in 1903. De delen van de
Singelweg ten zuiden en ten westen van de stad heetten van toen af
Prins Bisschopsingel en Hertogsingel. Het stukje Boulevard T werd
Boulevard Téméraire ("Stoutmoedigenboulevard")
genoemd. Er was tot 1890 in een oud
kruidmagazijn namelijk een Casino
gevestigd, een café-chantant - Casino du Téméraire. Dat casino werd in
1890 omgevormd tot het Oudemannenhuis van de Sociëteit Momus. |
|
|
Bouwtekening van een arbeiderswoning aan de Herbenusstraat nrs. 2 t/m 22;
bouwvergunning 1117 d.d. 18 october 1887; L. Regout G.A.M. |
Het Nieuws van den Dag; de kleine Courant van
17 juli 1888: |
|
Tussen 1869 en 1879 werd in de stad
geen enkele woning gebouwd. Sterker nog: door de sloop van een
aantal woningen die tegen de vestingmuren waren aangebouwd daalde de
huizenvoorraad tot een absoluut dieptepunt. Mede tengevolge van de
toename van de bevolking steeg zodoende het gemiddeld aantal
inwoners per huis tot 11,4. Voor de fabrikanten bestond er niet
langer een directe bedrijfseconomische noodzaak voor het bouwen van
arbeiderswoningen; in de woonbehoefte van de selecte groep
geschoolde arbeiders was reeds voorzien. Het woningvraagstuk was dan
ook eerder een sociaal dan een industrieel probleem. Desondanks
besloten een aantal fabrikanten, de Regouts voorop, de handen ineen
te slaan en hun goede wil te tonen. In 1878 bouwde de Maastrichtsche
Bouwvereeniging, een clubje waarin Louis Regout een prominente rol
speelde, enkele tientallen arbeiders huisjes aan het Lindenkruis, de
Maagdendries en de Herbenusstraat. Twee jaar later stichtte Petrus
II Alexander Regout op een terrein grenzend aan dat van de
papierfabriek een wijkje voor zijn glasblazers. Hij noemde het
wijkje naar zijn echtgenote - Gertrude Hubertine Amélie Polis:
"Quartier Amélie", maar in de volksmond heette het al gauw
"Krejjedörrep", naar de sintels die gebruikt werden om de straten te
bedekken. Verdere bouwinitiatieven bleven uit door gebrek aan
medewerking van het stadsbestuur. Pas in 1899 slaagde de vereniging
'Arbeiderswoningen", opgericht en bestuurd door notabelen, er met de
steun van de Maastrichtse geestelijkheid in nog eens 34 woninkjes te
bouwen aan de Statensingel en de Herbenusstraat. Daarmee was de kous
af. Datzelfde jaar toonde de eerste algemene woningtelling aan, dat
Maastricht een van de meest verpauperde steden in het land was. Maar
liefst 63,5 procent van de woningvoorraad bestond uit een- en
tweekamerwoningen. Bijna 60 procent van de bevolking was op deze
woningen aangewezen en leefde in kommervolle omstandigheden. In het
laatste kwart van de negentiende eeuw heerste in Maastricht nog de
rust van voorbije eeuwen. Onaangeroerd door de elders in Europa
steeds luider klinkende roep om sociale gerechtigheid, leefden de
Maastrichtenaren nog in de volle overtuiging dat God zelf de standen
had gewild. De gehele Maastrichtse samenleving, inclusief de
arbeiders, was in wezen oerconservatief en aanvaardde de
maatschappelijke ordening zoals zij was. De grote Maastrichtse
bedrijven beleefden in de jaren voor 1880 gouden tijden, hetgeen ook
- zij het in beperkte mate - tot uiting kwam in betere voorzieningen
voor de arbeiders. Na 1880 zette echter een economische crisis in,
en kwam het wankele bootje van de Maastrichtse economie in zwaar
weer terecht. De industriëlen reageerden met bezuinigingen en
spoedig sloegen de eerste arbeiders over boord. Opeenvolgende
loonsverlagingen en ontslagen deden de sociale spanningen in de stad
merkbaar oplopen, al bleef de onvrede nog ongericht. Juist in die
dagen streek de jonge letterzetter Willem Vliegen in de Limburgse
hoofdstad neer om er de zegeningen van het socialisme te
verkondigen. Bron: Zicht op Maastricht.
|
Uit de Alkmaarsche Courant
van 9 april 1882:
|
|
De Tijd: godsdienstig-staatkundig
dagblad van 29 maart 1917: |
De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad van
29 maart 1917 geeft een overzicht van de daadwerkelijke bewoning der kamers te
Maastricht. Mr. Van Groenendael was
afgevaardigde van de Tweede Kamer voor Limburg. |
|
|
Tussen 1902 en 1929 werden een vijftal
woningcorporaties opgericht (o.a. Sint Servatius in 1902 en Beter Wonen 1915).
Bij de scheiding van de beide Limburgen in
1839 werd de Nederlandse gemeente Oud-Vroenhoven gevormd uit de door België
afgestane delen van de gemeenten Vroenhoven, Veldwezelt en Lanaken, waarbij in
1843 nog een gedeelte van de gemeente Kanne en andere gedeelten van de gemeenten
Veldwezelt en Lanaken. Bij Koninklijk Besluit van 6 mei 1828 werden de gemeenten
Eijsden, Breust en Oost opgeheven en uit dit grondgebied de nieuwe gemeenten
Eijsden en St.Geertruid gevormd. 29 december 1942 werd de gemeente Mesch bij
Eijsden gevoegd. In 1920 (bij de wet van 25 juli 1919; Staatsblad 1919 nr.510)
groeit het grondgebied van Maastricht van 448 tot ruim 3000 hectare door de
annexatie van de gemeenten Oud-Vroenhoven, St. Pieter en gedeelten van de
gemeenten Meerssen, Borgharen, Amby, Heer en Gronsveld. Ook ontstaan er wijken,
met ook andere woningen dan arbeiderswoningen, ten westen van de Hertogsingel en
op de terreinen ten noorden en ten zuiden van Wijk.
Langs de nieuw ontstane straten en pleinen worden spoedig hele rijen woningen
gebouwd; zo ontstaan o.a. de woonbuurten in het Wijckerveld en het
Wittevrouwenveld.
Op de Herbenusstraat 20 werd in de
gerealiseerde nieuwbouw deze herinneringsplaquette en enkele gevelstenen van de
afgebroken woningen geplaatst. |
|
Bouwvergunningen afgegeven in de
periode 1905-1918. Bron:
Gemeentearchief Maastricht. |
De opbouw van de bij een inventarisnummer
omschreven bouwvergunning is als volgt:
1. straatnaam;
2. huisnummer: a. ongenummerd (z.n.); b. met
huisnummers;
3. vergunninghouder;
4. omschrijving van het bouwwerk;
5. datum vergunning.
679-714 Herbenusstraat
- Herbenusstraat 1a-b-5-7; zie: Capucijnenstraat 26-28.
679
Herbenusstraat lb,
H. van den Bergh, bouwen keuken,
1907, december 9. 2 stukken
680
Herbenusstraat 9,
P. Faessen, verbouwen woonhuis,
1906, auyustus 27. 2 stukken
681
Herbenusstraat 9,
J. Lahey, verbouwen woon- tot
winkelhuis,
1907, oktober 4. 2 stukken
682
Herbenusstraat 11,
wed. H. Timmermans, verbouwen
woonhuis,
1906, augustus 25. 2
stukken
683
Herbenusstraat 11,
J. Lahey, bouwen keuken met
bergplaats,
1910, april 22. 2 stukken
684
Herbenusstraat 13,
N. Gllissen, verbouwen
winkel-woonhuis,
1912, juni 12. 2 stukken
685
Herbenusstraat 15,
wed. H. van den Bergh, bouwen
bakkerijgebouwtje,
1905, april 12. 2 stukken
686
Herbenusstraat 15,
H. van den Bergh, verbouwen
woonhuis,
1908, april 13. 2 stukken
687
Herbenusstraat 15,
wed. van den Bergh, bouwen
keuken,
1908, juni 1. 2 stukken
688
Herbenusstraat 17-19,
wed. H. van den Bergh, bouwen
twee keukens,
1908, september 23. 1 stuk
- Herbenusstraat 17a-b-c-d;
zie: Herbenusstraat 17-19.
689
Herbenusstraat 27,
J. Lahaye, verbouwen gevel,
1909, november 17. 2
stukken
690
Herbenusstraat 67,
J. Lahaye, verbouwen
woonhuis,
1906, augustus 24. 2
stukken
691
Herbenusstraat 96
(Statensingel 113),
Bestuur van de Vereniging
“Arbeiderswoningen”, bouwen
ringmuur,
1912, februari 28. 1
omslag
692
Herbenusstraat 136,
J. Huysmans, bouwen magazijn
met bovenwoning,
1905, maart 13. 2 stukken
693
Herbenusstraat 136,
J. van Hoof, verbouwen
woonhuis,
1912, mei 20. 2 stukken
694
Herbenusstraat 138,
J. Huysmans, bouwen woonhuis,
1906, april 18. 2 stukken
|
695
Herbenusstraat 144,
C. Huys, bouwen woonhuis,
1906, oktober 10. 2
stukken
696
Herbenusstraat 146,
J. Krans, bouwen woonhuis,
1906, mei 15. 2 stukken
697
Herbenusstraat 148a-b-c-d,
L. Neijzen, maken balkon,
1905, mei 31. 1 stuk
698
Herbenusstraat 148a-b-c-d,
L. Neijzen, bouwen woonhuis,
1906, januari 13. 1 omslag
699
Herbenusstraat 150,
L. Neijzen, maken balkon,
1905, januari 27. 2
stukken
700
Herbenusstraat 154,
J. Janssen, bijbouwen kamer.
1913, juli 14. 2 stukken
701
Herbenusstraat 156,
H. Janssen, bouwen
werkplaats,
1908, december 18. 2
stukken
702
Herbenusstraat 158-160,
J. Koumans, bouwen twee
woonhuizen,
1907, maart 8. 2 stukken
703
Herbenusstraat 172,
Houx en Reggers, bouwen
woonhuis,
1905, februari 6. 1 omslag
704
Herbenusstraat 172,
H. Houx, bouwen woonhuis,
1905, mei 13. 2 stukken
705
Herbenusstraat 172,
(Zakstraat 15a-b-c-d),
H. Houx, bouwen twee
waskeukens,
1910, oktober 7. 2 stukken
706
Herbenusstraat 178,
W. Erven, bouwen woonhuis,
1906, mei 15. 2 stukken
707
Herbenusstraat 180,
S. Boshouwers, bouwen
woonhuis,
1906, mei 21. 1 omslag
708
Herbenusstraat 182a-b,
S. Boshouwers, bouwen
woonhuis,
1906, december 29. 2
stukken709
Herbenusstraat 184,
J. Spronken, bouwen woonhuis,
1907, maart 30. 2 stukken
710
Herbenusstraat 184,
J. Spronken, maken balkon,
1910, augustus 26. 2
stukken
711
Herbenusstraat 184,
J. Spronken, bijbouwen
verdieping,
1916, september 20. 2
stukken
712
Herbenusstraat 186-188,
F. en N. Jansen, bouwen twee
woonhuizen,
1907, februari 27. 1
omslag
713
Herbenusstraat 188,
F. Jansen, bijbouwen bergplaats,
1907, mei 27. 1 stuk
714
Herbenusstraat 190,
Ch. Bordon, bouwen twee woonhuizen,
1905, maart 17.
1 omslag
|
|
Een huurverhoging in 1969 van meer dan 75%!
(de huiseigenaar werd in het dialect "Vanabbel" genoemd).
Foto:
collectie Breur Henket. |
Herbenusstraat 52/54 jaarsteen: R P 1880 (Regout-Polis 1880). Op
de gevel van huisnummer 54 zijn nog sporen te zien van de ophanging
van een gemeenschappelijke waterpomp. Deze arbeiderswoningen,
huisnummers 42 t/m 62, werden gebouwd in 1901. Nr. 42 werd
afgebroken en vervangen door een nieuwe woning (1988/1989). |
|
|
|
|
Op deze hulpkaart kadaster
veldwerk uit 1902 zien wij de nog bestaande perceelnummers 4955
t/m 4988 en 4989 t/m 4998 aan de Herbenusstraat toen nog aangeduid
als Singelweg.
De panden aan de Boulevard staan aan de latere
Statensingel. Vergelijk de huidige
situatie onderstaand actueel overzicht. Bron: Kadaster RHCL
en
Perceelloep.
Tussen 1877 en 1903 werden diverse benamingen gebruikt voor de
Herbenusstraat: Binnenste Singelweg, Binnen Boulevard, Boulevard
Téméraire, Boulevard T. |
|
|
Bevolking 1890. Een voorbeeld
van de naamsverandering van een gedeelte van "Boulevard". |
De Herbenusstraat tussen 1920-1940.
Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Foto: collectie
Foto Technische Dienst Luchtvaartafdeeling.
Objectnummer2011-1009. Op de achtergrond een gedeelte van de Hoge Fronten (Linie
van Du Moulin) in de volksmond "De Wèrreke" en het voetbalterrein van de
Maastrichtse Boys. De Linie van Du Moulin werd gerealiseerd tussen 1773 en 1778.
|
De parlementaire enquête
Kinderarbeid.
Bij het onderzoek naar de voorouders in
zowel mannelijke als vrouwelijke lijn (kwartierstaat) komen soms interessante
gegevens over personen te voorschijn waardoor je meer te weten komt over
de persoon dan alleen jaartallen. Om het overzicht niet te verliezen een stukje
kwartierstaat:
Net zoals Jan Bernard Henket heb
ik zelf nooit mijn grootvaders gekend, zij waren al overleden of niet bekend,
zoals bij mijn vader (Dekkers). Dit komt omdat wij ook de jongst geboren jongens
zijn. Het voordeel hiervan is dat je nog veel over de oude tijd heb horen
vertellen, omdat je oudere ouders hebt. Het nadeel is natuurlijk dat veel
voorouders en zelfs broers en zussen overleden kunnen zijn. Alleen "ama" Madame
ROBEERS (1876-1960), dochter van de onder genoemde Jacobus, heb ik in mijn
vroege
jeugdjaren gekend.
|
Madame Robeers (Murrer) in
het raam van Herbenusstraat nr. 52 omstreeks 1958.
Foto
gemaakt door George Braun te Maastricht. Foto: collectie
Breur Henket. Deze foto werd gebruikt in: J. F. E. Regout: 125 Sphinx -
Ceramique 100 - Maastricht 1959. Het bovenschrift van de foto luidt: "Aan de
Herbenusstraat, waar oorspronkelijk de omwalling lag, werden in 1880 door Petrus
Regout II deze huizen gebouwd. De huizen zijn thans voor het merendeel eigendom
van arbeiders." We zien Dhr. J. Heuvels zijn raam schilderen; Dhr. L. Van der
Zee houdt toezicht. |
|
Oma Murrer - Antoinette Robeers (1876-1960)
wordt 80 jaar, Herbenusstraat 52 te Maastricht - 5 juli 1956. Zij wordt op de foto
omringd door haar kleinkinderen en achterkleinkind.
Foto: collectie Breur Henket. |
Bidboekje van Madame Robeers uit
1872. Na een avondboterham ging zij in haar "zedeleer"
(armstoel) zitten en las in dit handboekje voor het slapen gaan. |
|
Antoinette (Net) ROBEERS
werd geboren
op 5 juli 1876 ten zeven ure 's morgens achter de Boschbarakken nr. 1284 te Maastricht. Bij de aangifte van de geboorte
op 5 juli 1876 waren aanwezig de vader Jacobus Robeers, glasblazer, 37
jaar oud wonende te Maastricht; Paulus van Hooren, dagloner, 49
jaar oud en Joannes Mares, kleermaker, 66 jaar oud beiden woonachtig
te Maastricht. Zij huwde Johannes Antonius MURRER, zoon van
Sebastiaan MURRER en Hendrika Johanna Wilhelmina FLORISSON, 14
augustus 1901 te Maastricht. De huwelijksgetuigen waren Louis
ROBEERS, glasblazer, 29 jaar oud en Georges ROBEERS, glasblazer, 34
jaar oud, beiden broeder der bruid, Joannes FLORISSON, kleermaker,
50 jaar oud, oom van moederszijde van de bruidegom en Hendrikus
PERSOON, magazijnsknecht, 51 jaar oud, neef van vaderszijde van de
bruidegom. Net was porseleinwerkster in 1901. Zij
overleed 9 oktober 1960, 84 jaar oud in het ziekenhuis St. Annadal
te Maastricht. Net werd begraven op 12 oktober 1960 te Maastricht,
begraafplaats Tongerseweg.
De
handtekeningen onder de huwelijksakte (14 augustus 1901):
|
|
In het
boek van Gertjan de Groot: FABRICAGE VAN VERSCHILLEN, Mannenwerk,
vrouwenwerk in de Nederlandse industrie - Amsterdam 2001, komt het
decoreren van het aardewerk ter sprake: "Vrouwen kregen daarmee ook
de taak de nieuw aangenomen meisjes op te leiden in het vak. Zo
moest de vroegere meesteres van de decorafdeling, de weduwe Murrer,
het schilderen nog eens voordoen aan de voormalige fileersters en
schilderessen tijdens een bedrijfsbezoek. ‘Van häör höbbe veer ‘t
vak gelierd’, vertelden de toeschouwsters". In noot 171 staat
vermeld: Personeelsorgaan der N.V. Kristal-, Glas- en
aardewerkfabrieken "de Sphinx" v/h. Petrus Regout & Co Maastricht 6
(1953), no 3, 14 april 1953. "Weduwe Murrer was 76 jaar in 1953
waarschijnlijk de op 23 juli 1876 geboren Maria Loontjes die op 23
juni 1890 in dienst kwam".
Marie
Elisabeth Loontjens werd inderdaad op 23 juli 1876 te
Maastricht geboren als dochter van Petrus Robertus Loontjens en
Maria Helena Pieters. Zij was aardewerkdrukster van beroep en
overleed 23 december 1962, 86 jaar oud te Maastricht en was
ongehuwd. De genoemde weduwe Murrer was Antoinette Robeers. |
Een voorbeeld van een bron van informatie is
het verhoor van Jacob ROBEERS (1839-1908) in het kader van het getuigen verhoor
n.a.v. de kinderarbeid o.a. in de keramische industrie van Petrus Regout & Co te
Maastricht, gehouden op de zitting van zaterdag 22 januari 1887 in Den Haag. De
tocht naar Den Haag moet voor hem een "wereldreis" zijn geweest.
Opmerking: een bewijs van een
tunnel specifiek aangelegd om kinderen ongezien naar de fabriek te laten
gaan, is nooit geleverd. Wel was en is er nog een tunnel
ondergronds in de Boschstraat aanwezig t.b.v. technische
voorzieningen. En je kunt er doorheen lopen.
|
Bron: Het Nieuws van den
Dag. De kleine courant no. 5191 van 14 januari 1887. |
Het kan
verkeren:
In 1875 viert
Petrus Regout zijn vijftigjarig huwelijk. Petrus Regout was op 17 juni 1825 te
Maastricht getrouwd met Maria Aldegonda Hoeberechts. Het voltallige personeel
met gezin en al, dus vele duizenden sterk, werd uitgenodigd voor een feestdag op
Vaeshartelt.
Uit De Grondwet
van 20 juni 1875:
"Maastricht, 18 Juni. De heer Petrus Regout heeft heden, ter gelegenheid van
een gewichtig huiselijk feest, aan al de geëmployeerden en werklieden zijner
uitgestrekte fabrieken eene landelijke partij op een zijner landgoederen
aangeboden. Na het bijwonen eener hoogmis vertrok de familie naar het kasteel
Vaeshartelt, waar tegen 1 uur des namiddags de bedienden der bureau's en de
opzichters der fabrieken per rijtuig werden gebracht, terwijl ten 2 ure al het
werkvolk, ten getale van omstreeks 2300, allen in feestgewaad en versierd met
een gelegenheidsmedaille, met muziek en vlaggen, in eenen onafzienbaren stoet
naar het feestterrein toog. Behalve een rijkelijk onthaal, had men gezorgd dat
ieder gelegenheid vond zich te vermaken ; in de parken bevonden zich
dansvloeren, carroussels, kegelbanen, masthoornen en anders uitspanningen. Tot
sluiting van het feest zou een groot vuurwerk worden afgestoken, maar wegens het
slechte weder kon dit geen voortgang hebben."
|
Dit is dus '"de
gelegenheidsmedaille" waar de krant De Grondwet over schreef.
Deze medaille is kennelijk op de fabriek al uitgereikt, want de
arbeiders dragen hem al als ze op weg gaan naar Vaeshartelt.
Collectie Wil Lem. |
Uit M. Ubachs: Een eeuw modern kapitalisme.
De Regouts. Leed en strijd van Maastricht's proletariaat:
"Robeerts (Jacobus Robeers), een
bonkige glasblazer, opende den stoet, gezeten op een witten ruin, die met
mustangachtige balsturigheid zijn berijder in duizend angsten dreef. Hij had
in zijn jeugd bij de jagers gediend (?*), doch zijn vrees ging uit naar den
glazen standaard, symbool der glasnijverheid, maarmee hij den stoet zou
openen. Uitgedost als een heraut, poogde hij zijn glazen kunstwerk als een "bâton
de marechal" (maarschalkstaf) behouden op Vaeshartelt te deponeeren, als
bewijs van de vakkunst der blazers en hun gehechtheid aan den grooten heer,
Pierre Regout.
(?*): waar Ubachs deze informatie vandaan
haalt, is niet terug te vinden. Jacobus Robeers was van de lichting
Nationale Militie 1858 nr. 327 en in 1861 "het welk tot geden nog niet
opgeroepen zijnde hem tot geene dienst heeft verpligt".
Omstreeks 1865-1867 liet Regout in Parijs een
album drukken, getiteld Album dedié à mes amis et mes enfants, waarin
diverse kleurenlitho's van de lusthof Vaeshartelt zijn afgebeeld.
Robeers woonde in 1875 in de
Sint-Antoniusstraat nr. 850 te Maastricht. Zijn adoratie zou hem niet beletten
te verschijnen voor de commissie van enquête voor arbeiderstoestanden in
1887. Zijn voormalige patroon Petrus Regout overleed te Meerssen op 18 februari
1878, kasteel Vaeshartelt 76 jaar oud.
|
Opgave van de gehoorde getuigen van 17 tot en
met 27 Januari 1887, zoals gepubliceerd in het officiële rapport: |
|
|
Zijn zoon George Robeers (1867-1966) liet zich blijkbaar niet onbetuigd op straat, zoals zal
blijken uit onderstaande krantenartikelen. |
De 7 maanden durende staking van de glasslijpers van Regout in 1896
liep uit op een fiasco. Er was blijkbaar voldoende aanbod van
arbeidskrachten die onder slechtere arbeidvoorwaarden wilden werken.
De Regouts winnen de strijd van de vakbeweging. Zij hadden geen
boodschap aan wat wij tegenwoordig zouden noemen "een
maatschappelijk verantwoord ondernemerschap".
Bron: De Tijd van 8 september 1896:
|
|
|
|
Bron: Nieuwsblad van het Noorden van 26
september 1896.
De Amsterdammer: dagblad voor Nederland
van 26 september 1896. |
Bron: De Amsterdammer, dagblad
voor Nederland van 2 oktober 1896
|
De glasblazer
George Robeers, zoon van Jacobus ROBEERS en
Cecilia JEUNHOMME en dus broer van
Antoinette (Net) Robeers,
wordt 24 augustus 1896 gearresteerd
tijdens een
opstootje bij de Boschbarakken. Hij zou met stenen
naar de politie hebben gegooid. De menigte wilde een
niet staker, een werkwillige (ook wel "duikboot"
genoemd) verhinderen aan het werk te gaan. Het Hof
te 's-Hertogenbosch ontsloeg Robeers van
rechtsvervolging.
George werd geboren
op 2 januari 1867 te Maastricht. Hij overleed in mei
1966, 99 jaar oud te Maastricht. Ten tijde van
vermeldde staking woonde hij in de Breulingenstraat
no. 14 te Maastricht. Hij was 25 mei 1892 getrouwd
te Maastricht met Maria
Margaretha GERARDU, glaswerkster van beroep,
dochter van Joannes Wilhelmus GERARDU, glasblazer en
Anna Maria TILLI. In 1899 verhuist hij naar de
Maagdendries 8 en vandaar naar de (Boulevard T)
Herbenusstraat 23, 3 april 1908 naar Herbenusstraat 67 en
eveneens in 1908 naar Herbenusstraat 59. George was
nog geen twaalf, jaar oud, toen hij al zijn vader
dagelijks ging vergezellen naar de toenmalige
"glasfabriek De Sphinx" om daar het vak te leren. In
1903, bij de oprichting van de „Stella” te Limmel
(de tegenwoordige N.V. Kristal Unie) werd George als
eerste meester bij de afdeling voor het maken van
groot glaswerk geplaatst. Vijftig jaar lang heeft
hij dit mooie maar zware werk verricht en zijn vak
uitgeoefend op een wijze, welke de volle
tevredenheid van directie en meerderen wekte. Hij
werd al die tijd dan ook zeer gewaardeerd om zijn
groot vakmanschap en zijn nimmer aflatende
toewijding en ijver.
De
Courant/Nieuws van den Dag van 14 mei
1932: |
|
Gazet
van Limburg van 27 mei 1952: |
|
De
Nieuwe Limburger van 24 mei 1957: |
|
|
|
1957
familiefoto platina bruidspaar. Achter
Mevr. Robeers-Gerardu, de zus van George Robeers Antoinette Robeers. Foto:
collectie Breur Henket. |
|
Het
echtpaar Robeers- Gerardu. Foto:
Facebook Marianne Cremers:
|
|
Uit een
familieadvertentie in De Nieuwe Limburger van 3 juni
1957 naar aanleiding van het
65-jarig (platina bruiloft) huwelijksjubileum blijkt zijn verdere
sociale leven: |
|
Dochter Maria ROBEERS werd 30
augustus 1897 geboren te Maastricht. Zij en Joseph
VAN VOORDEN, zoon van Johannes Bernardus VAN VOORDEN
en Louisa Clara DICKMEIS, zijn 4 januari 1922
getrouwd te Rotterdam. Maria en Jozef scheidden 5
december 1931 in Rotterdam.
Maria en Franciscus Hubertus VAN WIJHE (VAN WYHE),
zoon van Joannes Ludovicus VAN WIJHE en Elisabeth
SEGERS, zijn 5 oktober 1932 getrouwd te Maastricht.
Maria overleed te Amsterdam op 16 december 1982, 85
jaar oud en werd 20 december 1982 gecremeerd te
Amsterdam.
Adressen: 1946 en 1947 Boschstraat 94 (momenteel
Café 't' Lämke) te Maastricht.
Zij was oud verzetsstrijdster
(koerierster) van de socialistische groep (de
leiders waren socialisten) van de LO, de Landelijke
Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Haar
schuilnaam was Madame de Meyer. Zij ontving het
Verzetsherdenkingskruis. In 1945 was zij kandidaat
voor de tijdelijke gemeenteraad socialistische lijst
nr. 11.
Uit Alfred Paul Marie Cammaert: Het verborgen front.
Geschiedenis van de georganiseerde illegaliteit in
de provincie Limburg tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Deel II:'Tot de voortrekkers
behoorden het gewezen raadslid en treinmachinist
J.S.H. Lokerman, de leraar J. Lamberts en zijn
collega J.J.A.H. Jacobs en E.G. Courrech Staal. Zij
kregen steun van onder anderen F.H. van Wijhe, M.
van Wijhe-Robeers en de bejaarde N. van Haaren. De
socialisten, zoals ze genoemd werden, hielden zich
bezig met de verspreiding van allerlei illegale
vlugschriften, ondermeer afkomstig uit de kring rond
J. Vorrink, het “Parool”, waarvoor Lokerman enige
tijd als verbindingsman optrad, en “Vrij Nederland”.
Voorts bekommerde de groep zich om politiek links
georiënteerde onderduikers en joden. Ze werden in
dezelfde streek gehuisvest als de onderduikers van
de protestants-christelijke groep.'
|
|
Inschrijving aanhouding George
Robeers. |
Uit de processen-verbaal (1060 en
1060a):
Johannes Henricus Griens, oud 34 jaar, agent
van politie in de gemeente Maastricht, verklaart
tegenover Gerrit Antoine B.v.d. B. (Bentz van
den Berg), commissaris van politie (en
waarschijnlijk hulpofficier van Justitie) te
Maastricht dat gistermiddag ruim 1 uur hij vergezeld
was van de agent van politie Egtberts in de
Capucijnenstraat. Zij hadden de opdracht om de
glasslijper Clermons vanaf zijn woning te geleiden
naar de fabriek van de heren Regout op de
Boschstraat ten einde hem te beschermen van de
stakende glasslijpers en andere personen.
Toegevoegd is: wij waren in uniform gekleed. In
voornoemde straat had zich gevormd een grote
volksmenigte bestaande uit ongeveer 200 mensen. Op
het ogenblik dat Clermons zijn woning verliet en wij
ons met hem op weg naar de fabriek begaven begon de
volksmenigte te schreeuwen en o.a. te roepen,
verraders, smeerlappen enz. De menigte volgde ons
als het ware op de voet. Gekomen op de Maagdendries
werd er vanuit de menigte door verschillende
personen naar Egtberts en mij geworpen met stukken
sintels en straatstenen. Ik werd bij die gelegenheid
getroffen tegen de linkervoet. De menigte was
intussen met nog een paar honderd man aangegroeid.
Ik heb met luide stem hen gewaarschuwd en gelast
niet meer te werpen en niet meer mede te lopen. Men
voldeed hieraan niet. Gekomen in de Boschbarakken
werden Egtberts en ik als het ware omsingeld door
het volk en werd er vanuit de menigte wederom met
stenen en stukken sintels door verschillende
personen geworpen. Ik werd getroffen tegen het
rechterbeen doch bekwam wederom geen letsel. Ik
heb dit stuk sintel opgeraapt en stel het ter Uwer
beschikking. Egtberts en ik hebben ons tegen het
publiek gekeerd, hebben de sabel getrokken en
daarmede op het publiek ingeslagen teneinde zo het
volk uiteen te doen gaan. Op dat ogenblijk is de
agent Heijnen aangekomen en deze heeft eveneens met
de sabel op de menigte ingeslagen. Het gelukte ons
toen het publiek te verspreiden. Bij het uiteen
drijven van het volk werd verwond een man die ik
later naar het politiebureau heb zien overbrengen en
die zich noemt George Robeers. Deze man heb ik
aanhoudend vooraan in de volksmenigte waargenomen.
Hij liep steeds vlak achter mij. Ik heb niet gezien
of hij met stenen of sintels geworpen heeft. Ik kan
ook geen andere mensen aanwijzen die naar ons
geworpen hebben. Ik heb niet gezien door wie Robeers
is verwond. Robeers behoorde tot hen die bleven
staan en zich niet wilden verwijderen toen wij met
getrokken sabel ons tegen de mening keerden en ik
hem persoonlijk nog zei dat hij zich verwijderen
moest. Hij gaf mij toen te kennen: ik kan gaan waar
ik wil.
Gerrit Antonie BENTZ VAN DEN BERG:
de ouders van Gerrit Antonie BENTZ VAN DEN BERG
waren Pieter Rudolph (BENTZ) VAN DEN BERG en Janna
Margaretha GAADA. Gerrit werd geboren op 28 januari
1862 te Vianen. Hij huwde Emilie Wilhelmina THOMAS.
14 augustus 1901 te Maastricht gescheiden (Arrondissementsrechtbank
te 's-Gravenhage 28 juni 1901). Gerrit overleed 5
november 1905, 43 jaar oud te Teteringen. 6 april
1882 werd bij besluit de familienaam gewijzigd in
Bentz van den Berg. 13 april 1896 vestigde hij zicht
te Maastricht. Adressen: komende 1 april 1896 uit 's
Hage naar Bredestraat 31. 1 juli 1896: Grote Staat
3; 24 april 1899: Kleine Staat 5; 1 mei 1902
Spilstraat 1; 2 maart 1905 Bredestraat 9 alle
adressen te Maastricht.
Joannes Henricus
GRIENS:
de ouders van Joannes Henricus GRIENS waren
Philippus Wilhelmus Hubertus GRIENS en Anna Maria
Agnes Hubertina VAN HALBEEK. Hij werd geboren op 18
oktober 1861 te Echt en huwde Helena Hubertina
WALRAVEN 4 februari 1887 te Echt. Hij overleed 11
april 1900, 38 jaar oud te Maastricht. In 1887 was
hij landbouwer. 1896: agent van politie te
Maastricht. Zijn echtgenote werd geboren op 2 mei
1862 te Linne en overleed 8 februari 1909, 46 jaar
oud te Maastricht.
Franciscus Johannes Banken, 28 jaar oud en
opzichter bij de publieke werken wonende Lindenkruis
9 te Maastricht verklaart dat hij gisteren om
ongeveer 1 ½ uur zich bevond op de Maagdendries en
een groep van geschat 50 mensen zag en twee agenten
die een man begeleiden. Hij vervolgt: ik zag dat van
uit die menigte naar de agenten werd gegooid met een
steen. Wie dat deed zag ik niet.
Arnoldus Bernardus Egtberts, 36 jaar oud en
agent van politie in de Gemeente Maastricht. Egberts
vertelt hetzelfde verhaal als zijn collega Griens en
vermeldt nog wel dat zij in uniform waren en dat de
menigte ook hoera en ploerten riepen... Nabij het
Lindenkruis werd met kleine kiezels gegooid. Op de
Maagdendries werd het geschreeuw nog heviger en werd
er door verschillende personen naar mij en Griens
geworpen met straatstenen en sintels. Wie dit deden
kon ik niet zien. Ik werd niet getroffen. Griens
heeft toen nogmaals het publiek gemaand te eindigen
doch zonder succes. Op de Boschbaraken gekomen
werden Griens en ik omsingeld door het volk nadat
eerst vanuit de menigte door verschillende personen
weer naar ons geworpen werd met stenen en sintels.
Griens zei mij dat hij voor de tweede maal geraakt
was en raapte op een groot stuk sintel. Ik zie dat
stuk in uw bezit. Om een einde aan dit geweld te
maken hebben Griens en ik onze sabels getrokken en
hebben daar mee op het publiek ingeslagen teneinde
het uiteen te doen gaan. Op dat ogenblik is de agent
Heijnen er eveneens bijgekomen; deze heeft ook zijn
sabel getrokken en heeft op het publiek ingeslagen.
Wij hebben toen het publiek uiteen gedreven.
Verder verklaart hij dat bij die gelegenheid door
sabelhouwen gewond is geraakt George Robeers. En
vervolgt: deze man heeft zich steeds vooraan in die
volksmenigte bevonden. Hij liep dicht achter Griens
en mij. Wanneer wij omkeken dan maakte hij met zijn
handen een beweging teneinde het volk zogenaamd aan
te manen niet meer te schreeuwen. Hadden wij ons
echter omgekeerd dan was hij weder een van de eerste
die schreeuwde. Aan het Lindenkruis heb ik gezien
dat hij naar ons wierp met kiezelstenen. Verder heb
ik hem niet zien gooien. Robeers wilde zich aan de
Boschbarakken aanvankelijk niet verwijderen toen wij
met getrokken sabel ons tegen het publiek keerden.
Griens heeft hem toen nog aangemaand om door te
gaan. Ik beschouw Robeers als de aanvoerder van de
menigte en van de geweldplegingen. Kort na de
uiteendrijving van de menigte werd ik nog in het
gezicht geworpen met een (tabaks?) pruim. Ik
kon niet zien wie dit deed. Ik kan U geen andere
personen opnoemen die naar mij en Griens geworpen
hebben. Ik kon dit niet zien doordat zij achter mij
liepen.
Arnoldus Bernardus EGTBERTS:
de ouders van Arnoldus Bernardus EGTBERTS waren
Peeter EGTBERTS en Berendina Johanna DE LAAK. Hij
werd geboren omtrent 1860 te Amsterdam en
huwde Elisabeth HAANRAETS, dochter van Mattheus
Josephus HAANRAETS en Antonet MEEWIS, 24 augustus
1887 te Maastricht. Arnold overleed 30 juli 1935, 75
jaar oud te Maastricht en werd begraven op 1
augustus 1935. 1887: timmerman. 1896: agent van
politie te Maastricht. 1920, 1922, 1924:
schrijnwerker/timmerman. Sterfhuis: Achter het
Vleeshuis 32 te Maastricht.
Wijnandus Hubertus Heijnen agent van politie
en tevens onbezoldigd Rijkswachter te Maastricht:
gister namiddag omstreeks 1 ½ uur bevond ik mij in
uniform gekleed op de Boschstraat alhier. Mij was
opgedragen om twee niet stakende werklieden te
begeleiden naar de fabriek van de firma Regout. Ik
had toen post gevat op de hoek van de Kleine
Barakken en de Boschstraat. Ik zag van daar uit een
grote volksoploop in de Boschbarakken. Ik ben
daarheen gegaan om te zien wat er gaande was. Ik zag
dat de agenten Griens en Egtberts omsingeld waren
door een grote volksmenigte; ik zag dat agent Griens
zijn sabel trok en daarmede stak. Ik zag dat van uit
de menigte met grote stenen en sintels naar de
agenten geworpen werd. Dit geschiedde door meerdere
personen, ook naar mij werd geworpen en ik werd
tegen mijn rechterbeen met een steen getroffen.
Vanuit de menigte werd tot mij geroepen: blijf terug
verdommeling, smeerlap, Blauwe; ik heb daarop mijn
sabel getrokken en heb met de agenten Griens en
Egtberts die ik ontzet had op de menigte ingeslagen
waardoor zij uiteen gingen. “Bij deze gelegenheid is
o.a. verwond geraakt door een mijner sabelhouwen den
glasblazer Robeerts die thans nog in bewaring is”.
Ik heb zeer duidelijk gezien dat deze Robeerts naar
mij en de agenten Griens en Egtberts met een steen
geworpen heeft. Ongeveer tezelfdertijd dat Robeerts
gooide werd er door andere personen met stenen
geworpen. Van achter uit de menigte werd er met
kiezelstenen geworpen. Ik ken geen andere personen
die met stenen naar de politie hebben gegooid.
Robeers was een van hen die zich niet verwijderde
nadat de politie de sabel getrokken had en de agent
Griens en ik hen nog aangezegd hadden door te lopen;
eens zelf liep hij door en kwam weder terug, waarop
ik hem een sabelslag toebracht waardoor hij op de
grond viel.
Wijnandus Hubertus HEIJNEN:
de ouders van Wijnandus Hubertus HEIJNEN waren
Joannes Franciscus HEIJNEN en Maria Agnes VAN DE
WEERDT. Wijnand werd geboren op 22 juni 1864 te
Gronsveld. Hij huwde (1) Anna Catharina KEIJBEK,
dochter van Jan Willem KEIJBEK en Anna Catharina
JANSSEN, 13 oktober 1892 te Gronsveld. Anna
Catharina overleed 20 juli 1893 te Heer. Winand
huwde (2) Maria Elisabeth STEVENS, dochter van
Nicolas STEVENS en Maria Margaretha GELISSEN, 2
oktober 1895 te Maastricht. Wijnand overleed 30
augustus 1938, 74 jaar oud te Sittard.
De verdachte Robeers wordt gehoord: George
voerende geen bijnaam of valse naam, geboren alhier
2 januari 1867, glasblazer, gehuwd, wonende alhier
Breulingenstraat no 14. Robeers verklaart: ik ben
nimmer tot straf veroordeeld geworden. Gisteren
namiddag ongeveer 1½ uur was ik op weg naar mijn
moeder die woont op de Boulevard (Herbenusstraat).
Nabij de Capucijnenstraat gekomen zag ik in die
straat een grote menigte volksoploop. Ik ben met die
volksoploop meegelopen tot op de Boschbarakken. Ik
heb niet vooraan gelopen, ik heb niet geschreeuwd en
gescholden, ik heb ook niet eerst met kiezelstenen
en later met grote stenen en sintels naar de agenten
van politie die voor de menigte liepen geworpen. Ik
heb ook niet dit door andere mensen zien doen. Op
een gegeven ogenblik trokken de agenten van politie
hun sabels. De agenten van politie hebben het
publiek gezegd om terug te gaan en toen iedereen
daar aan voldeed heb ik dit ook gedaan. Ik heb niet
tegen de agent van politie gezegd “ik ga waar ik
wil". Toen ik met de menigte uiteenging kreeg ik een
slag op mijn linkerarm. Ik had toen juist een kind
opgeraapt dat omver gelopen was, ik zei tegen een
agent schei toch uit want ik heb niets gedaan. Ik
ontving daarna nog een paar slagen op de schouder en
in de rug en enige op het hoofd, ik ben bij die
gelegenheid gevallen en ben op de arm en aan het
hoofd verwond geraakt, de wonden aan het hoofd zijn
in het gesticht Calvarieberg verbonden. Ik ontken
deel te hebben genomen aan het openlijk geweld tegen
de politie gepleegd. Het is niet waar dat ik mee
geschreeuwd heb en met stenen geworpen heb. Als
nieuwsgierige heb ik slechts met de menigte mede
gelopen.
|
Deel
proces-verbaal 1060. |
26 augustus 1896. Cecilia Jeunhomme, 62 jaren
oud, vrouw van Jacobus Robeers wonende alhier
Boulevard nr.1 52 verklaart dat op maandag 24
augustus ongeveer 11 uur 's morgens haar zoon George
bij haar aan huis geweest is. Hij bleef ongeveer een
half uur praten. Het was niet zijn gewoonte iedere
dag bij haar te komen. Dikwijls zag zij hem in geen
3 weken. Zij verwachtte hem dus ook 's middags niet
terug.
Petrus Alphonsus van Eijsden: 36 jaar oud,
glasblazer, Boschstraat 63 of 64 verklaart dat hij
in de Capucijnenstraat Robeers ontmoet heeft om
ongeveer 1 ½ uur. Hij heeft samen met Robeers
meegelopen met het volk, met een niet staker en een
paar agenten. Van Eijsden verklaart dat hij niet kan
zeggen of Robeers niet geschreeuwd of gescholden
heeft. Hij heeft hem noch andere mensen zien werpen
met stenen naar de politie. Op het Lindenkruis heeft
Van Eijsden Robeers verlaten en is weggegaan.
Robeers liep verder met het volk mee in de 2de of
3de rij.
Albertus Veulemans, 42 jaar oud, conducteur
op de gastram, wonende Bassin nr. 10: ik bevond mij
op de gastram die stilstond op een hoek van de
Boschstraat en de Boschbarakken (bij het
vulstation van de gastram). Ik zag vanaf de
Maagdendries afkomen een menigte volk, groot zeker
100 man. Zij volgden 2 agenten die een niet staker
geleidde. Ik heb niet met stenen zien gooien. Ik
hoorde de agenten zeggen tot de menigte dat zij
terug moesten gaan. Het volk wilde daaraan niet
voldoen en deed dat eerst nadat de agenten de sabel
hadden getrokken en daar mee sloegen. De man die U
mij vertoont en Robeers hier noemen bevond zich ook
bij de menigte. Ik heb hem zien vallen. Ik heb
gezien, dat hij weigerde zich te verwijderen. Het
gedrang was zo groot, dat weinig viel waar te nemen.
Wel heb ik gezien dat de agenten door het volk
geheel omsingeld waren.
Joseph van Drongelen: 35 jaar oud,
glasblazer, wonende Wijkergrachtstraat 23. Hij
verklaart om ongeveer 1 uur met Robeers en nog
andere mannen naar de Capucijnenstraat is gegaan om
de niet staker Clermonts te begeleiden naar de
fabriek. Er waren daar zeer vele mensen, ik denk wel
100. Ik ben met Robeers met de menigte meegelopen
achter de agenten die Clermonts begeleidden. Er werd
in de Boschbarakken met stenen gegooid. De stenen
vlogen ons langs het hoofd. Ik kan verklaren dat
Robeers niet met stenen geworpen heeft. Robeers
heeft niet geschreeuwd of gescholden. Ik kan niet
zeggen wie dat deed, maar dit door personen achter
ons geschiedde ook het werpen van stenen. Ik heb
maar eenmaal met stenen zien werpen. Robeers en ik
liepen het kortst achter de agent.
Christiaan Daemen: 31 jaar oud, glasblazer,
wonende Wijkergrachtstraat 27 verklaart eveneens dat
hij samen met andere mannen waaronder Robeers naar
de Capucijnenstraat is gegaan om ongeveer 1 uur met
het doel de niet staker Clermonts te brengen naar de
fabriek. Er waren ongeveer 100 mensen bij elkaar.
Hij vervolgt: ongeveer 60 à 70 man zijn Clermonts en
de 2 hem begeleidende agenten gevolgd. Robeers en ik
zijn ook meegegaan. Ik liep dicht achter de agenten,
waar Robeers liep weet ik niet. Op de Maagdendries
heb ik met een koolstronk zien werpen. Met stenen
heb ik niet zien werpen. Ik kan niet zeggen of
Robeers al of niet meegeschreeuwd en gezongen heeft,
evenmin of hij met stenen geworpen heeft, omdat hij
niet in mijn nabijheid was.
Tot slot (geen naam vermeld): ik heb tegen deze
verdachte afgegeven een bevel van voorlopige
aanhouding. Het stuk sintel mij te hand gesteld door
de agent van politie Griens zal ik behoorlijk
gewaarmerkt doen deponeren ter griffier van de
Rechtbank alhier. Ik heb hiervan op ambtseed
opgemaakt dit proces verbaal.
Het Hof te 's-Hertogenbosch ontsloeg Robeers van
rechtsvervolging.
Bron: archiefnummer 20.108A
Gemeentepolitie Maastricht - Regionaal Historisch
Centrum Limburg (RHCL).
|
Jacobus ROBEERS(T) werd
geboren op 17 augustus 1839 te Maastricht ten half een uur des namiddags in de
Gubbelstraat, als zoon van Jacobus ROBEERS en diens
tweede vrouw Joanna HONÉ. Getuigen bij de aangifte van de geboorte waren: de
vader Jacobus ROBEERS, gepensioneerd soldaat, 49 jaar oud en woonachtig in de
Gubbelstraat te Maastricht, Joannes Augustinus JANSS, koperslager, 52
jaar oud en Christiaan DE JAAGER, schrijnwerkergezel, 28 jaar oud, beiden
woonachtig te Maastricht. 1839: gepensioneerd soldaat (garnizoenscompagnie te
Brielle.
Vader Jacques ROBEERS was een onwettige zoon van
Pierre ROBEERS en Maria Helena WILLIARD. Hij werd gedoopt op 7 november 1789 te
Maastricht (St.
Catharina). De doopgetuigen waren Jacobus WIDDER, Elisabetha
THITS en natuurlijk de vroedvrouw: Joanna SCHOL. Van beroep was hij metselaar,
plafonneerder en dagloner. Als Jacobus huwt (eerste huwelijk) - op 9 mei 1816
te Maastricht met Maria Margaretha KOGT, is te lezen dat zijn moeder - Maria
WILLIARD - de stad "omtrent 18 jaren (omstreeks 1798) verlaten" heeft en
nu zonder bekende verblijfplaats is. In 1831 was hij soldaat bij de
garnizoenscompagnie te Brielle. In 1839 wordt hij vermeld als gepensioneerd
soldaat (garnizoenscompagnie te Brielle). In 1849 werkt hij als schoonmaker
op de glasblazerij van P. Regout. Hij is dan 60 jaar oud en verdient fl. 0,65 cent per dag.
Jacques overleed 1 februari 1856, 66 jaar oud Gubbelstraat 609 te Maastricht.
Joanna HONÉ werd geboren op 31 maart 1798 te Heer. Zij overleed 8 juli 1873, 75
jaar oud Drie Emmerstraat 551 te Maastricht. zij was dagloonster, koopvrouw en
fruitverkoopster. Maria Margaretha KOGT werd gedoopt 2 mei 1792 te Maastricht
St. Catharina, Brabants. Zij overleed 25 september 1831, 39 jaar oud
Capucijnenstraat 1065 te Maastricht. Zij was wasvrouw in 1816.
|
Bron: S.H.C.L. inventaris 126.
|
Jacobus ROBEERS huwt Cecilia JEUNHOMME, dochter van
Dieudonné JEUNHOMME en Antoinetta DAEMEN, 15 januari 1862 te Maastricht.
Huwelijksgetuigen zijn: Francois LERUTH, schipper 48 jaar (zwager bruidegom);
Bartholomeus RAMAEKERS, tapijtdrukker 29 jaar (zwager bruid); Joannes FABRÉ,
glasslijper 31 jaar (zwager bruid) en Melchior August DIZIJ, glasblazer bij P.
Regout en Co te Maastricht, 42 jaar oud, geen familie. Woonadressen:
Gubbelstraat 609; 25 juni 1863 ???straat 850; 9 juli 1876 Achter de Barakken
1284; 23 januari 1883
Boulevard
Téméraire (= Herbenusstraat) 30 en later nog Boulevard 52. Jacob was van beroep
glasblazer, meester, inpakker en dagloner. Cecilia werd 3 juni 1835 ten
zeven uren 's ochtends geboren te Maastricht Hoog Frankrijk. Zij overleed te
Maastricht op 27 maart 1912, Herbenusstraat 52, 76 jaar en negen maanden oud ten
half een uur namiddag en werd 29 maart 1912 bijgezet te Maastricht, Algemene
Begraafplaats Tongerseweg. Zij werd begraven om 11.000 uur in een huurgraf 4de
klasse vak L 1317.
Jacob overleed 25 februari 1908 om
drie ure voormiddag, 68 jaar en zes maanden oud aan de Herbenusstraat 52 te
Maastricht. De aangevers van het overlijden waren: Joannes MURRER, aardewerker, 30 jaar oud en Martinus WIJCKMANS, metaalbewerker, 35 jaar
oud; beiden schoonzoon van de overledene. Jacob werd 27 februari 1908 begraven
te Maastricht (Algemene Begraafplaats Tongerseweg).
|
Gedeelte uit de huwelijksbijlagen betreffende de verklaring
afgelegd bij de vrederechter op 18 mei 1816 te Maastricht bij het huwelijk Robeers-Kogt.
|
|
|
Martinus (Martin) WIJCKMANS 1873-1925 |
Elisabeth (Lies) ROBEERS 1869-1948 |
|
|
Johannes Antonius (Sjang) MURRER 1878-1944 |
Antoinette (Net) ROBEERS 1876-1960 |
Foto's: collectie Breur
Henket. |
|
Overlijdensaangifte Johannes Antonius MURRER. |
Martinus WIJCKMANS, schoonzoon van
Jacobus ROBEERS, werd geboren op 9 april 1873, Uitbelderstraat nr.
1340 te Maastricht. De getuigen van de aangifte geboorte waren
Leonard Herms KUOPS, porceleinwerker, 32 jaar oud en Simon DUCHATEAU,
porceleinwerker, 29 jaar oud beiden woonachtig te Maastricht.
Zijn ouders waren:
Matheus Nicolaas WIJCKMANS geboren op 28 november 1846 te
Maastricht. Hij huwde Maria Margaretha COLLIJ 3 mei 1871 te
Maastricht. Matheus overleed 13 november 1888, 41 jaar oud te
Maastricht. Hij was porceleindrukker (1871) en vuurstoker (1873) van
beroep.
Maria Margaretha COLLIJ. Zij werd geboren op 9 april 1846 te Maastricht
en
overleed 4 november 1922, 76 jaar oud te Maastricht. Zij was
aardewerkster van beroep (1894).
Martin huwde Elisabeth ROBEERS, dochter van Jacobus ROBEERS (ROBEERST)
en Cecilia JEUNHOMME, 14 februari 1906 te Maastricht.
Martin overleed op 5 februari 1925, Boschstraat 49 te Maastricht, 51
jaren en bijna 10 maanden oud. De getuigen bij de aangifte van zijn
overlijden waren Hubertus EIJMAEL, schrijnwerker, 40 jaar oud en
Laurentius RITCHI, zonder beroep, 65 jaar oud, beiden wonende te
Maastricht. Martin werd begraven met militaire eer op 7 februari
1925 te Maastricht.
Hij was soldaat in het 2de regiment infanterie (ziekenoppasser),
winkelknecht, loopknecht (bij overlijden). Bekende woonadressen
1906: Grote Gracht 44; 15 mei 1920 Boschstraat 49; de weduwe
verhuist 3 juli 1926 naar de Herbenusstraat 73; 4 april 1928
Herbenusstraat 27; 26 augustus 1931 Herbenusstraat 73. De verhuizing
naar de Herbenusstraat zal waarschijnlijk te maken hebben met het
feit dat haar zus Antoinette ROBEERS op de Herbenusstraat woonde.
Elisabeth ROBEERS werd geboren op 21 oktober 1869,
Sint Antoniusstraat 850 te Maastricht. De getuigen van de aangifte
van haar geboorte waren Paulus van HOOREN, dagloner, 42 jaar oud en
Willem FRANSSEN, dagloner 45 jaar oud, beiden woonachtig te
Maastricht. Beroepen: fabrieksarbeidster, uitdraagster. Lies
overleed 2 december 1948, 79 jaar oud te Maastricht, Abstraat 2. De
aangifte van overlijden werd gedaan door Johannes GARNIER,
begrafenisondernemer.
Als loteling werd Martin in 1893 soldaat in het
2de regiment infanterie en tekende 3 juni 1893 bij het
Nederlands-Indische leger.
Hij werd onderscheiden met de Militaire
Willems-Orde vierde klasse voor daden
van moed, beleid en trouw voor het vaderland
tijdens de vierde Atjeh oorlog.
De Militaire Willems-Orde is de oudste en tegelijk hoogste
onderscheiding van het Koninkrijk der Nederlanden. Zij werd
ingesteld bij de wet van 30 april 1815, no. 5. Deze wet, die uit
twaalf artikelen bestond, was van kracht tot 30 april 1940, toen zij
met ‘behoud van haar deugdelijk gebleken grondslagen’ werd herzien.
|
|
Het Nieuws van den
Dag/De Kleine Courant van 20 juli 1905. |
De Limburger Koerier
van 10 februari 1925. |
Bron:
G.C.E. Köffler:
De Militaire Willemsorde 1815 - 1940. Den Haag 1940. |
Bij de keuring voor de militie werd het signalement van Jacob ROBEERS als volgt
ingevuld:
1m750mm. Geschikt 9530; aangezicht ovaal, voorhoofd gewoon, ogen zwart, neus
gewoon, mond gewoon, kin rond, haar bruin, wenkbrauwen bruin, pokdalig.
Afschrift uit de huwelijksbijlagen:
|
|
De getuige van de aangifte van het overlijden van Jacob Robeers Johannes Antonius (Sjang) MURRER (1878-1944)
schoonzoon van de overledene,
werd via ovenwerker en cassettenmaker fabrieksopzichter. Het
opzichterschap was de reden dat hij het huis Herbenusstraat 52 mocht huren.
Gedeeltelijk verslag van het verhoor:
Dhr. Petrus Alexander Hubertus Regout (samen
met Louis en Eugène Regout directielid van de firma Petrus Regout en Co.)
antwoordt op de zitting van maandag 24 januari 1887 onder andere met:
Pierre Regout is bij de meeste vragen kortaf en beantwoordt de
gestelde vragen vaak met "ja" of "neen". Het komt allemaal kil over; het lijkt
er op dat hij niet gewend is (niet op prijs stelt) om door derden bevraagd te
worden.
|
Gedeelte uit het verhoor van Pierre
Regout: |
|
Bron: Een kwaad leven II. De arbeidsenquête van 1887.
Heruitgave van de "Enquête betreffende werking en uitbreiding der wet van 19
september 1874 (Staatsblad No. 130) en naar den toestand van fabrieken en
werkplaatsen" (Sneek, 1887), bezorgd en ingeleid door Jacques Giele. Deel 2
Maastricht -
Nijmegen 1981.
Opvallend is dat Robeers verklaart ruim 11 jaren oud te zijn
geweest toen hij in de fabriek van de heren Regout en Co. "was gekomen". Petrus
Alexander Hubertus Regout (Pierre II 1828-1897), lid van de firma Petrus Regout
en Co, die samen met zijn broers Louis (1832-1905) en Eugène Regout (1831-1908)
het beheer over de zaken van de firma voert, heeft de afdeling "glaswerk" onder
zijn beheer en verklaart dat Robeers op zijn 8ste jaar is begonnen te werken.
De VARA besteedde in 2015 aandacht aan de arbeidersstrijd in een
serie over de geschiedenis van de Arbeiders in Nederland: De Strijd. Voor
deel 2 "De Staking" verleende schrijver dezes zijn medewerking.
Monddood vanwege een woninkje
Herbenusstraat Maastricht
Arbeiderswoning Maastricht
In de dertiger jaren van de 19e eeuw richtte Petrus Regout in
Maastricht de Kristal-, Glas-, en Aardewerkfabriek op, en bracht
daarmee de fabriek naar Nederland. De Regoutfabrieken (waarvan de
huidige sanitairproducent Sphinx de erfgenaam is) werden symbool
voor slechte arbeidsomstandigheden en uitbuiting. Vooral de hautaine
houding van de zonen en opvolgers van Petrus Regout tijdens de
Parlementaire Enquête naar de Arbeidsomstandigheden van 1886/1887
zette kwaad bloed.
In die Enquête getuigden ook arbeiders uit
Maastricht, maar hun kritiek werd vaak gedempt omdat ze afhankelijk
waren van Regout. Ze werkten in de fabrieken en woonden in huizen
die in eigendom waren bij de fabrikant. Zo werden hele generaties
arbeiders monddood gemaakt.
Erik Dijkstra bezocht met Breur Henket, nakomeling van drie
generaties Regoutarbeiders, o.a. het pand Herbenusstraat 52. |
|
|
De eerste sociale wet was van de liberaal Mr. Samuel Van Houten (1837-1930) uit 1874.
De "Wet
houdende maatregelen tot het tegengaan van overmatigen arbeid en verwaarloozing
van kinderen" beter bekend als de zgn. Kinderwet.
Kinderen beneden de 12 jaar mochten geen fabrieksarbeid
meer verrichten. De uitwerking bleef echter gering omdat de controle op de
uitvoering van de wet nagenoeg ontbrak. In 1889 werd de Kinderwet gevolgd door de
aanneming van het voorstel van de Limburger Jhr. Gustave Ruys de Beerenbrouck,
waarbij alle arbeid aan kinderen beneden 12 jaar verboden werd. Vrouwen mochten
niet meer dan 11 uur per dag werken. Nachtarbeid door vrouwen en kinderen werd
verboden. Ter controle werd de
Arbeidsinspectie ingesteld. Na de invoer van de leerplicht in 1901, kwam er
een einde aan de kinderarbeid in de fabrieken. Maar ook deze wet werd toch nog
regelmatig ontdoken, vaak veroorzaakt uit puur economische oorzaak binnen
gezinnen. Veel mensen waren te trots om ondersteuning/bijstand te vragen en
wilden niet afhankelijk zijn van de "goedheid" van politiek- en/of religieus
getinte groeperingen.
De Kristal-, Glas- en Aardewerkfabriek werd in 1834 door Petrus
Regout gesticht. Vanaf 1899 stond de fabriek bekend onder de naam "De Sphinx".
31 december 2006 werden de poorten van de "groete febrik" aan de Boschstraat
definitief gesloten. Enkele markante gebouwen krijgen een nieuwe bestemming op
deze plek en nieuwbouw zal de rest van de ruimte invullen. Na het overlijden van
mijn opa Joannes Hubertus Henket in 1915.
Hendrika FLORISSON, de schoonmoeder van Antoinette ROBEERS, kwam op een gegeven
moment in aanraking met het "Armbestuur" te Maastricht. Hendrica Johanna
Wilhelmina FLORISSON werd geboren op 28 maart 1853 te Maastricht als dochter van
Simon FLORISON en Johanna Wilhelmina VAN ROSMALEN. Haar man Sebastiaan MURRER,
geboren op 3 januari 1851 te Maastricht, als zoon van Joannes Hermanus MURRER en
Anna Maria CASMANS, was rond 1890 opgeklommen tot opzichter van de inpakkers van
porselein en verdiende fl. 1,65 per dag, zes dagen per week. Voorheen was hij
aardewerkinpakker en vergulder. De gespecialiseerde bordenmakers en met name
holvormers kregen meer; de laatsten verdienden zelfs fl 2,34. Als opzichter
verdiende Murrer echter meer dan het gemiddelde. Glasblazers verdienden minder
dan fl. 1,36
en de gewone aardewerkers fl. 1,19. Hendrika was huisvrouw. Zij had vroeger
gewerkt op "de fabriek van den heer Regout". Maar zij was nu 38, had zes
kinderen en moest thuis blijven. Haar man kreeg geneeskundige behandeling en een
ziekte-uitkering "van de fabriek". De "gemeentegeneesheer" was er voor haar en
de kinderen. Het hele gezin was daarnaast verzekerd bij een Utrechts
begrafenisfonds. Sebastiaan overlijdt 18 augustus
1936, 85 jaar oud te Maastricht en werd 20 augustus 1936 om 10.30 uur bijgezet
te Maastricht, Algemene Begraafplaats Tongerseweg in vak G 80/1). Hendrika
overleed te Maastricht op 17 november 1919, 66 jaar oud en werd 19 november
begraven te Maastricht, Algemene Begraafplaats Tongerseweg om 8.35 uur in vak P
114/3.
|
|
Limburgsch Dagblad van 25 juli
1922. |
De fabriekskinderen: “Leve mijnheer van Houten”.
|
De Limburger Koerier 22 augustus
1936:
|
|
Gelukkig was sedert hun huwelijk, zestien jaar geleden (2 juni 1875 te
Maastricht), haar man geen enkele dag wegens ziekte thuis gebleven. In zo'n
geval kreeg hij slechts de helft van zijn loon. Hendrika zat er meer mee, dat de
lotgevallen van haar gezin een aaneenschakeling van ziekten vormden, ondanks
haar kerngezonde kostwinner. Toch was het geen abnormale, maar een
standaardgezingeschiedenis. Twee kinderen waren vroeg gestorven. Het ene was
vijf maanden oud geworden, het andere was op driejarige leeftijd "aan het zuur"
overleden. Zelf was zij "niet goed". Een van de meisjes had pas tyfuskoorts
gehad, maar de armendokter "had het goed opgepast". Tenslotte leed een van de
jongens aan een hardnekkige klierziekte. Mevrouw Murrer-Florissen benadrukte,
dat zij de zieke jongen als het maar enigszins kon naar school stuurde.
Waarschijnlijk gaf zij een obligaat antwoord, want de jongen was pas vijf
jaar... Mevrouw Murrer-Florissen deelde evenwel nogal wat waarden met de gegoede
burgers die haar ondervroegen. Zij was iemand met standsbewustzijn. Voor haar
was medische verzorging door het Burgerlijk Armbestuur normaal, maar meer ook
niet. Zij had liever niet te maken met andere instellingen of met individuele
helpers. "Tot een beroep op de liefdadigheid gaat men toch niet gaarne over".
"Als er geld gegeven wordt, vindt men wel tijd, maar als er geen geld gegeven
wordt, dan kost het moeite tijd te vinden; is dat dikwijls uwe ondervinding
geweest?" Aldus hoorde in 1897 een lid van de Enquêtecommissie Hendrika
Murrer-Florissen uit over de behandeling van de arme en klassenpatiënten. Die
verschilde nogal en Hendrika had dat zelf eerder geconstateerd: "Ik krijg den
dokter nooit zoo vlug, als wanneer ik zou betalen." In Maastricht, maar ook
elders, overkwam het arme patiënten, dat "als men 's morgens den dokter vraagt
om te komen, hij eerst der volgenden dag arriveert".
Bron: Gales/Luijten/Kreukels/Roebroeks: Het
Burgerlijk Armbestuur Band 1 en 2. Twee eeuwen zorg voor armen, zieken en
ouderen te Maastricht 1796-1996. Stichting Historische Reeks Maastricht.
Vierkant Maastricht 26 en 27 - Maastricht 1997.
|
Maria Helena Hubertina HENDRIKX-TOORENS - een honderdjarige in 1935.
De grootvader van Maria Theresia HENDRIKX gehuwd met Hubertus
HENKET, Joannes Wilhelmus HENDRIKX, huwt de eerste maal met Josephina
ODEKERKEN, dochter van Jan ODEKERKEN en Theresia VAESSEN, op 26 oktober 1870 te
Maastricht. Uit dit huwelijk wordt Jozef HENDRIKX geboren (de vader van Marie
Thérèse). Na het overlijden van Josephina, hertrouwt Jan Willem HENDRIKX
met Maria Helena Hubertina TOORENS, dochter van Joannes Bartholomeus TOORENS en
Maria Helena CLOOS, op 12 mei 1880 te Maastricht. Deze Leeneke werd geboren op
24 augustus 1835 en overlijdt 16 januari 1936 te Maastricht "op Calvarie"
en wordt 20 januari 1936 begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Tongerse
weg te Maastricht. In het boek Maastricht vroeger en nu - Maastricht
februari 1977, geschreven door Noonk Frans, lezen we op pagina 60 onder het
hoofdstuk Calvarie en Krenkdes: "dan kraoge veer in 1935 Leeneke Hendrikx,
gebore Maria Helena Hubertina Toorens 24 augustus 1835, woenende op te
Pieterstraot n.33 en euverlijje op Calvarie 16 januari 1936".
Ter gelegenheid van haar 100-jarige verjaardag werd zij met koets en paard
ingehaald. Er zijn ook nog video-opnames van deze gebeurtenis. In de video-opnames wordt zij abusievelijk vrouw Magnée genoemd! De "wedevrouw" Magnée werd
geboren op 7 augustus 1827, woonde op de Mr. Ulrichweg en overleed 2
juli 1932 op Calvarie (oud ziekenhuis) te Maastricht, bijna 105 jaar oud.
|
|
Op de foto: de honderdjarige, links van haar Annie HENKET,
achterkleinkind van Joannes Wilhelmus HENDRIKX; Marie Thérèse HENDRIKX, haar
moeder staat rechts achter een ander kleinkind, naast deze waarschijnlijk haar
moeder of schoonmoeder. Als U nog namen weet van de andere afgebeelde personen,
dan hoor ik deze graag!
Foto:
collectie Bernhard Henket.
|
Fotokopie uit het boek van
Noonk Frans (Frans "de witte" Lahey). |
Fragment uit de video
Maastricht Vroeger - Mestreech wie 't waor 1920-1970. Herman Haenen.
In de film wordt de jarige abusievelijk mevrouw Magnée genoemd. Dit bleek niet
juist te zijn; de jarige was Lèneke Hendrikx. De video was al klaar, dus kon de
fout niet meer hersteld worden! |
Zie:
Maastrichtvroeger.wmv. |
|
De Limburger Koerier van dinsdag 21 januari 1936 bericht over de
begrafenis van Leneke Hendriks. |
|
|
|
Bidprentje en foto van Maria Theresia HENDRIKX (1900-1954), omtrent 1920, gehuwd
met Hubertus HENKET (1897-1972).
Foto:
collectie Bernhard Henket. |
Hoebeer Henket overleed 5 juni
1972, 74 jaar oud Aert van Trichtweg 10 te Maastricht. Medam Henket
- Maria Theresia Hendrikx overleed op 25 februari 1954, 54
jaar oud - wordt genoemd in De Trompetter/Maaspost van 27 augustus
2014 in de rubriek "Wee of boe waor dat ouch alweer" van Jef
Bastiaens: |
|
|
|
|