In Eijsden en Sint Pieter gebruikt men hetzelfde familiewapen: HENKET
Katholiek - Eijsden, enz. Emmanuel HENKET (1876-1957) schrijft in zijn notitie over de stamboom van de familie Henket-Rosier, Lage Kanaaldijk 87 en van Henket-Bock, Papenweg: “Dit wapen werd ontdekt in het Rijksarchief te Luik (België) in een manuscript over wapens op blz. 142 onder wapens A. D. ± 1680”. Waarom dit wapen werd toegewezen is nog onbekend. Het manuscript waarnaar verwezen wordt, heeft schrijver dezes niet kunnen terugvinden. In de uitgave van Léon De Herckenrode, Collection de tombes, épitaphes et blasons receuillis dans les églises et couvents de la Hesbaye - Gand 1845 (F. en E. Gyselynck) wordt het familiewapen niet vermeld.
In notities uit het familiearchief van Jet Henket (1869-1938) kan men lezen, wat er via overlevering verteld wordt over de vroegste Henkets: zij waren mijneigenaars in de omgeving van Charleroi in België. Op een gegeven moment schijnt echter de Staat hen dit eigendom te betwisten. Allerlei middelen zijn toen geprobeerd om recht te verkrijgen; er werd geprocedeerd enz. Volgens een andere lezing werden de mijnen in oorlogstijd verwoest. In een akte van 20 april 1297 is er voor het eerst sprake van steenkoolontginning in de streek van Charleroi (provincie Henegouwen, België). Waar nu de stad Charleroi ligt, lag in de middeleeuwen een onbetekenend plaatsje, Charnoy genoemd. Hier leefde men voornamelijk van de landbouw en de mijnbouw. Tot 1697 (het Verdrag van Rijswijk) werd de streek geteisterd door oorlogsgeweld omdat Frankrijk en Spanje voortdurend in oorlog met elkaar waren. Charleroi was afwisselend in handen van een der partijen, werd herhaaldelijk verwoest en telkens opnieuw versterkt. De rust keerde pas terug toen Spanje het gebied toegewezen kreeg in 1697. Hieruit blijkt wel dat de Henkets toen in oorlogsgebied woonden.
Jet Henket vervolgt in haar notitie:
"door al deze omstandigheden echter - die
waarschijnlijk ook zeer lang geduurd hebben -
verloren zij hun fortuin en zijn zij tot
betrekkelijke armoede vervallen, zodat zij op andere
manieren in het onderhoud moesten voorzien. |