Stichting GRAFMONUMENTEN Sint Pieter.
Josephus Fransen - CorneliJa GUErst (GEURTS GEURS) - Een adoptiegraf -
l'amour et la mort
Prof. mr. dr. FRANS VAN WIJMEN
Opgetekend in de Begraafboeken van St. Pieter, deel 2, blz. 24 - 29.
J. Belonje omschrijft dit kruis in de
genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der
provincie Limburg verschenen in de Publications de la Société Historique et
Archéologique dans Le Limbourg deel XCVI-XCVII 1960-1961 als: een kruis en (?).
- Hier licht begraven Joseph Fransen / sterf den .... ende Cornelia Geurst syne
huis / urouwe sterf den 5 Juli 1546. - (laat-gotische minuskels). Belonje heeft
dit grafkruis dus zelf nooit gezien. Het gedeelte voor de sterfdatum van Joseph
Fransen is blanco gebleven (hij overleed dus later dan zijn vrouw en dit
gedeelte is nooit ingevuld). De naam Geurst is op het origineel als Guerst
gebeiteld en de lettervormen zijn zeker geen laat-gotische minuskels.
Langs de zuidmuur stond tot oktober 2011 dit kruis, door schrijver dezes het
"pastoorskruis" genoemd.
- Een miskelk met hostie, tekst
slechts gedeeltelijk leesbaar, schedel met bot -
?In
Mento? / R.D. TH. Ridderbeecks / A. Franssen /
N. Servaes 16 juli 1846?/ W. Heynen / ????????????
Allen pastoor te St. Pieter. Waarschijnlijk
het grafkruis van een gemeenschapsgraf waarin de vroegere pastoors te St. Pieter
"boven" begraven werden; het kan ook een herdenkingskruis zijn. Het
grafkruis kan dus op zijn vroegst tijdens het leven of na het overlijden van
pastoor Heynen (Heijnen) zijn "gemaakt". Is het grafkruis niet afgemaakt omdat
pastoor Heynen te Zichen begraven werd? Dit grafkruis is "overgebleven" van het oude kerkhof,
zoals later zal blijken en
verplaatst als gevolg van de bouw van de nieuwe kerk. Een vroeg voorbeeld van
hergebruik van een grafkruis! Theodoor RIDDERBEECKS
pastoor van 1748-1763. Geboren op 14 mei 1715 te Hasselt, overleden op 20 oktober 1763,
48 jaar oud te St. Pieter. Hij werd begraven voor het hoofdaltaar van de oude
kerk. Zie:
vak E2 Ridderbeecks. Frappant en intrigerend is dat een gedeelte van de
grafzerk na afbraak van de oude kerk in de muur van de kerkhofkapel werd
geplaatst op het nieuwe kerkhof. Heeft men onder deze kapel de stoffelijke
resten van pastoor Ridderbeecks herbegraven?
Arnoldus FRANSSEN (FRANSEN)
pastoor van 1764-1805. Gedoopt op 25 januari 1731 te Maastricht (St. Jacob), overleden
op 10 april 1805, 74 jaar oud en begraven op 12 april 1805 te St. Pieter. De
doopgetuigen waren Arnold TEUNISSEN en Maria Barbara BRIEE. Hij woont
volgens gegevens uit de Franse telling van 1796 "Op Sint Pietersberg" nummer 81,
hij is dan dan 65 jaar oud en woont naast de kerk. Is deze Arnoldus Fransen een
familielid van de beneden verschijnende Fransen? Deze
pastoor legde - in tegenstelling tot veel van zijn collega's - wel de
eed van trouw af op de Franse grondwet. In 1789 had de Constituante
(de nieuwe Grondwetgevende Vergadering) een "Verklaring van de rechten
van de mens en van de burgers" uitgevaardigd en keurde het jaar daarna
de "Constitution civile du clergé" goed. De kerkelijke structuur viel
voortaan samen met die van de staat (departementen). Kerkelijke goederen
werden tot staatseigendom - "nationale goederen", verklaard en priesters
werden verplicht een eed van trouw af te leggen en te verzaken aan al
hun privileges. De parochianen van Arnold Franssen en andere inwoners
waren niet echt blij met de eedaflegging van deze pastoor. Een aantal
anonieme lijken werd op het kerkhof "bezorgd". In plaats van geld te
verdienen aan de begrafenissen kostte het begraven van deze overledenen
geld. Ook ontstond een nijpend plaatsgebrek op het kerkhof!
Nicolaus SERVAES pastoor van
19 mei 1805-1825.
Zijn ouders waren Joannes SERVAES en Maria
CAENEN. Jean werd gedoopt op 14 mei 1708 te St. Pieter. Jean huwde Maria
CAENEN 7 november 1745 te St. Pieter. Jean werd begraven 11 april 1788
te St. Pieter. Dit echtpaar kreeg 12 kinderen.
Nicolaus was het negende kind. Hij was geboortig van St. Pieter en werd aldaar gedoopt op 31 december 1757 en overleed 14 juli 1846,
ruim 88 jaar oud te Maastricht. Hij was desservitor van de Onze Lieve Vrouwekerk
te Maastricht en gepensioneerd ordens geestelijke, wonende in de Plankstraat
1022 te Maastricht. De aangifte van het overlijden werd verricht door Hendrik
MERCKELBAGH, herbergier, 68 jaar oud en nabuur van de overledene alsmede door
Pieter VINKEN, mandenmaker, 53 jaar oud en nabuur van de overledene. De akte 89
3de inschrijving werd door beide aangevers getekend. Hij werd
begraven op 16 juli 1846 te St. Pieter.
Nicolaus Servaes.
Nicolaus Servaes voltrok zijn humaniora te Reckheim, waarna hij trad in
de orde der Franciscanen.
Bij het uitbreken der vervolgingen in het klooster te Maeseyck, weigerde
den eed af te leggen en werd tot ballingschap veroordeeld bij decreet
van 4 November 1798.
Eenigen tijd bleef hij te Maeseyck schuil, doch zijne schuilplaats werd
bespied en ontdekt; dank zijne vastberadenheid, ontsnapte hij aan de
vervolging der gendarmen; hij sprong kloekmoedig in de Maas en bereikte
met zwemmen gelukkig den overkant.
Gedurende den droevigen "besloten" tijd leidde hij, evenals alle
vervolgde priesters, een zwervend leven zich hier dan daar schuil
houdend en overal dienst bewijzend aan de geloovigen.
In 1806 werd hij aangesteld tot pastoor van St.Pieter, zijne
geboorteplaats, en in 1824 werd hij in die hoedanigheid benoemd in
St.Nicolaaskerk van Maastricht. Deze kerk werd in October 1838 gesloten
en de zetel der parochie overgebracht in de er naast gelegen oude
collegiale kerk van O.L.Vrouwe.
Zóó werd de Eerw.Pater Servaes de eerste pastoor dezer kerk en bleef
daar werkzaam tot zijn dood, die voorviel in
Juli 1846; hij was 89 jaren oud, "plenus dierum et virtutum".
Zijn geschilderd portret wordt bewaard in den kloostergang van voormelde
O.L.Vrouwekerk.
Hij was zeer vermaard als biechtvader en een ijverig zielzorger. Zijn
weldadigheid jegens de armen, was
spreekwoordelijk; hij gaf alles weg wat hij bezat en bedelde nog om de
noodlijdende ter hulp te komen.
Om zijne kloostergelofte van armoede zooveel mogelijk te kunnen nakomen,
had hij zich dezen regel voorgeschreven: al het geld dat hij ontving,
werd onmiddellijk in drie gelijke deelen verdeeld en ieder deel in eene
afzonderlijke lade gelegd: één deel was bestemd tot ondersteuning der
armen in 't algemeen en het laatste deel moest dienen tot onderstand
zijner talrijke arme familieleden.
Na zijn dood vond men niets ten sterfhuize, zelfs niet het noodige om
zijne begrafenis te bekostigen.
De plechtige hoogmis die jaarlijks in O.L.Vrouwekerk gezongen wordt den
4 October, ter eere van St.Franciscus, is door dezen pastoor gesticht
uit liefde voor zijne aartsvader, den arme van Assisië.
Uit: Geschiedenis van
het klooster en het college der Minderbroeders te Reckheim door
Th.Coenegracht (Aalmoezenier van het toevluchtshuis te Reckheim).
Overdruk uit Publications de la Société historique et archéologique dans
le Limbourg 44me et 45me années, pagina's 278 en 279.
Met dank aan Dhr. Ger Coolen.
Wilhelmus HEYNEN
(HEIJNEN)
pastoor van 1824-1869. Geboren te Sichen-Sussen op 13 mei 1789 en
overleden op 13 oktober 1875, 77 jaar oud te Zichen. Hij werd 16 oktober 1875 te
Zichen begraven. Hij was kapelaan in Sint Maartensvoeren geweest en werd te Sint
Pieter als pastoor benoemd op 17 december 1824.
Joannes
ROSIER (1778-1858), hovenier, schoolmeester, zanger en koster, schreef in zijn
dagboek over de pastoors o.a.:
"1822.
In het jaar 1822 is gemaakt door Joannes Josephus Salve, schrijnewerker,
eenen nieuwen hemel voor in de kerk van Sint Pieter, welken den eersten
keer is rondgedragen in de Bronk den 9 Junius 1822, bestelt door
Nicolaus Servaas, pastor in Sint Pieter."
"1822. In het jaar ons Heere 1822 den
7, 8, 9, 10 en 11den Junius is het zoo warm geweest, dat niemand zulks
oyt beleeft heeft, in Sint Pieter zijn wij met de Bronk uitgegaan des
Zondags den 9den Junius, en het was zoo heet dat de flambouwen in de
handen van de menschen
gebroken en gesmolten zijn en de menschen zijn onderwegen kwalijk
geworden, ja de pastoor Nicolaus Servaas is onderwegen van de warmte
kwalijk geworden, maar nog gelukkig in de kerk gekomen zijnde hebben zij
hem van aan den autaar moeten afleiden en hem moeten laven met wijn en
azijn en hij was zodanig flauw dat hij nog niet heeft konnen de
Benedictie geven, want naar de Bronk in de kerk is geen Benedictie
geweest, en een weynig daarnaar is het veranderd met den pastoor, ik heb
dit hier tot eene gedachtenis geschreven voor alle die het zullen lezen.
Joannes Rosier, koster en schoolmeester in Sint Pieter, den 9den Junius
1822".
"1825
den 25 Januarius Dynsdags is in Sint Pieter ingehaalt Wilhelmus Heynen,
pastoor in Sint Pieter, geboortig van Segchen, oud 27 jaaren min 4
maanden, de jongmans en de jonge dogters hebben hem afgehaalt met muziek
aan ons Lievrouwe poort onder de boomkens, de dogters waren sterk 52, de
jongmans 34, en ider had moeten bijleggen 2 gulden Luyks geld, en op de
Blekerij zijn zij alle in scheep gegaan op de Maas en voor de scheepen
waren 3 paarden en zo gevaren tot aan het Varkensweertje of aan de
Greent. De pastoor van Sint Nicolaas, Nicolaus Servaes, was met gekomen
tot in de kerk in Sint Pieter, ook met eenen rokkelien en eenen stool
aan, en den nieuwen pastoor had ook eenen stool en rokkelien aan, en
naar het lof zijn zij gegaan naar Winandus Claessens op het Theurentje
en zijn daar getrakteerd geworden en de heel nagt gedanst. De jongmans
hebben vereert aan den nieuwen pastoor Wilhelmus Heynen op zijne
inhuldinge, en de jonge dogters, 12 klijn silvere lepelen en een extra
wit pastelijne servies met rondom verguld met goud en bloemen, het kost
80 frangs, en eenen schoonen laurierboom, geciert, en rondom 6 schoone
roode vendeltjens. Met den meij van de pastoor in de kerk gekomen zijnde
wierd gezongen Te Deum Laudamus met Benedictie voor en naar, maar zoo
veel menschen zijn noyt gezien als daar bij waaren, want daar was een
wagt van 6 man aan de kerkdeur en zij konden niets doen onder alle die
menschen."
"1826 den 30 Augustus zijn
gekogt in Luyk door Wilhelmus Heynen, pastoor in Sint Pieter 6 tinne
lugters en eenen grooten Crucifix, ook van tin, de lugters kosten, de 6,
30 Kroonen Luyks geld en de Crucifix kost 4 Kroonen en 7 schellingen, te
weeten zij zijn gekogt voor de kerk in Sint Pieter door alle
gemeentenaren, ider die wilde daar aan geven moest betalen 34 stuyvers,
op de konditie dat al wie daaraan betaalt heeft die zal op den autaar
moeten hebben als hij begraven wordt, hier aan hebben ook kunnen met
doen alle kinderen en die niets hebben gegeven kunnen dezelve niet
krijgen voor geen geld."
6 januari 1845 schrijft Pastoor Heijnen een zekere Ludovica
Montulet in voor het Genootschap van den Levenden Rozekrans. Waarschijnlijk is dit Marie Louise MONTULET,
dochter van Watherus (Joseph) MONTULET en Maria Joanna Deodata CLAESSENS
(CLAESSEN). Louisa werd geboren op 28 juli 1816 te Lixhe. Zij overleed 24 juni
1890, 74 jaar oud te St. Pieter.
Zie verder:
9 april 2011 werden de eerste gesprekken gevoerd over een nieuw adoptiegraf. Besloten werd een van de zwerfkruizen staande aan de zuidmuur te herbruiken voor een nieuwe te realiseren plek achter de apsis. De keuze viel op het "pastoorskruis". De steenhouwer haalde het kruis op voor eventuele restauratie en ter schoonmaak. Samen met de adoptiehouders werd een ontwerp gemaakt voor een nieuw te realiseren voorwerk. De voormalige plek van het grafkruis. 3 november 2011 werd het nieuw adoptiegraf op de nieuw gekozen plek opgebouwd. Intussen was duidelijk geworden dat het kruis voorheen staande langs de zuidmuur op zeker moment met de achterzijde zichtbaar tegen de kerkhofmuur was geplaatst. De originele voorzijde was zodoende niet zichtbaar en "zag weer het licht": een aangename verrassing en verrijkend voor de historie van het kerkhof van Sint-Pieter. Het grafkruis komt voor de derde keer in functie; een waar voorbeeld van herbruik van grafkruizen. Stichting Grafmonumenten Sint Pieter vond dit funerair nieuws en benaderde de media. Dit resulteerde in een artikel in Dagblad De Limburger op 9 november 2011: Klik op de afbeelding om dit artikel te lezen.
Hier licht begraven Joseph
Fransen / sterf den / en de CornelYa Guerst
syne huYs / vrouwe sterf den 5 JulY 1756 / R.I.P.
Boven in het kruis
enkele gestileerde vormen en een medaillon met
het monogram I H S met kruis en de drie nagels in een gloriekrans. Verder een
kelk en hostie. Aan
de voet van het kruis de letters R. I. P. met daaronder een
doodshoofd als vanitassymbool (vergankelijkheid).
De achterzijde blijft zichtbaar op de huidige locatie.
Joseph overleed na 5 juli 1756. Hij huwde Cornelia GEURST. Cornelia werd begraven op 5 juli 1756 te
St. Pieter. Zij stierf waarschijnlijk in het kraambed gelet op de begraafdatum
van Nn FRANSEN.
Bekende kinderen:
i. Maria Sibilla FRANSEN
gedoopt op 31 december 1741 te Maastricht, St. Jan.
iii. Paschasisus FRANSEN
gedoopt op 5 april 1749 te Wolder, H. Marcus.
Het zou best kunnen dat Josephus
opnieuw is getrouwd - het was gebruikelijk dat een weduwnaar of weduwe met
kinderen overblijvend opnieuw trouwde, er moest immers voor de kinderen gezorgd
worden - en begraven is bij de tweede echtgenote. Ook kan het zijn, dat hij
elders is overleden.
Het monogram IHS wordt gevormd door de eerste drie
Griekse letters van de naam Jezus (ΙΗΣΟΥΣ). Ook wordt dit monogram verklaard als
de beginletters van Iesus Hominum Salvator (Jezus de Redder der Mensen). Een
andere verklaring is: In Hoc Signo (In dit teken zult gij overwinnen), als
verwijzing naar de droom die de Romeinse keizer Constantijn de Grote gehad zou
hebben. Dit monogram kwam op in de hoge middeleeuwen. IHS vindt men terug op
kerkgevels, biechtstoelen, bidprentjes en ook op oudere kazuifels.
De adoptiehouder Franciscus Carolus Benedictus van Wijmen, Prof. Dr. werd 28 maart 1944 geboren te Breda. Frans overleed te Maastricht op 18 november 2022, 78 jaar oud en werd 24 november 2022 bijgezet te St. Pieter.
|